Interview met: fluitist Francesco

Interview met: fluitist Francesco

Na een proeftijd van een jaar weet hij sinds december dat hij zich officieel de eerste fluitist van het Noord Nederlands Orkest mag noemen. Francesco Gatti, geboren in La Spezia en opgegroeid in Lucca, woont nu in Groningen.

Tekst: Marion Schopman FLUIT Magazine | Beeld: Mariska de Groot Fotografie

“Dat ik de fluit koos was puur toeval. Ik was elf jaar en speelde wat gitaar in de kerk. Mijn toenmalige fluitdocent Antonio -met wie ik nog steeds veel contact heb, hij was als een vader voor me- zei: ‘je moet fluit gaan spelen!’ In de eerste jaren oefende ik niet veel en ik denk dat dat belangrijk is. Je moet plezier hebben in muziek maken tot je zeker weet dat je er je beroep van wilt maken.

Mijn familie heeft me nooit achter de broek gezeten. Ik heb me altijd vrij gevoeld en denk dat ik daarom niet gestopt ben. Op m’n veertiende ben ik naast de middelbare school naar het conservatorium gegaan. Dat kon tien jaar geleden nog, nu niet meer en dat vind ik jammer. Als je nu afstudeert ben je te oud om competitief te zijn. Ik was op m’n achttiende al klaar! Muziek is een passie maar ook concurrentie, en hoe jonger je bent, hoe minder je te verliezen hebt bij audities.”

De auditie
Via de vacaturesite Musical Chairs wist Francesco van de vrijgekomen plaats bij het NNO. “Tijdens de auditie moest ik in de eerste ronde (achter een scherm) Mozart in G spelen, de Ouverture Leonore van Beethoven en de Vierde Symfonie van Brahms, in de tweede ronde vroegen ze het eerste deel van de Sonate van Prokofjev en negen orkestfragmenten, waaronder de Prélude, Hindemith, Strauss en de Volière van Saint Saëns. Best een lange auditie, maar ze wilden luisteren en je de tijd geven. Ik denk dat dat goed is. Na tien, twintig minuten ga je echt anders – en in mijn geval beter – spelen. Ik heb audities meegemaakt waar je halverwege het eerste thema van Mozart uit de zaal ‘bedankt!’ hoorde en kon gaan, maar iedereen heeft zo hard gestudeerd en komt vaak van ver weg. Dan verdien je het om echt gehoord te worden, vind ik.”

Studie
Francesco heeft zijn master aan het Mozarteum in Salzburg nog niet afgerond. “Met mijn fluitdocent, Michael Martin Kofler, kan ik in München afspreken, maar omdat ik bij het NNO een 100% baan heb, is het volgen van de andere lessen op het conservatorium heel lastig. Belangrijk allemaal, maar het lukt me niet om daarbij te zijn. We gaan zien hoe het komend jaar gaat lopen. Ik wil namelijk wel graag les blijven volgen bij Kofler, de beste leraar in de wereld, met heel veel ervaring. Hij is een goede solist en coach, en gewoon een heel aardige man.”

Proeftijd bij het NNO
“In het begin heb ik wel gedacht: ‘Niemand zegt wat tegen me, misschien vinden ze het niet goed of mij niet aardig.’ Na drie maanden heb ik ze dus gevraagd of ze suggesties hadden, verbeterpunten. Maar ze waren heel tevreden en hadden daarom niets gezegd. Natuurlijk heb ik me in mijn proeftijd zorgen gemaakt en me beoordeeld en uitgetest gevoeld, maar het was ook erg leuk.

Orkestpartijen waar je jaar in jaar uit op oefent kon ik nu uitproberen. We hebben de Vierde Symfonie van Brahms, de Matthäus Passion, Mahler 9, de Prélude, Shéhérazade (geen grote fluitsolo’s, maar wel tricky voor de fluiten) en Mahler 4 gedaan. Dat laatste was de moeilijkste symfonie die ik tot nu toe gespeeld heb. Zo delicaat, met aan het eind van het derde deel heel zachte akkoorden, samen met de tweede fluit. Heel lastig, terwijl het toch eenvoudig en mooi moet klinken.

Ik had hem vorig jaar gespeeld bij de Münchner Philharmoniker onder Gergjev, als deelnemer aan de Academie van het orkest, maar dat was als tweede fluit. We hebben dat programma in Drachten, de Oosterpoort en tot slot in het Concertgebouw gespeeld. Dat laatste was op zondagochtend, dus ik ben al een dag eerder naar Amsterdam gegaan en heb daar iets geregeld voor de nacht. Met de orkestbus had ik om zes uur op gemoeten en om dan na een lange busreis een Mahlersymfonie te doen…

Het zal vast raar klinken, maar De Lawei in Drachten vind ik het prettigst spelen. De akoestiek is daar wat droger dan in de Oosterpoort of het Concertgebouw, waardoor ik beter voel wat ik doe. Misschien mis ik de ervaring om in dat soort zalen te spelen en moet ik eerst nog meer naar opnames luisteren om te horen hoe ik klink, maar die mogelijkheid is er niet altijd. Tijdens de repetities neem ik mezelf weleens op met mijn telefoon, maar dat is geen geweldige kwaliteit en er zit dan ook nog geen publiek in de zaal.”

Naaste collega’s
“Voor komend jaar weet ik nog niet wat er op het programma staat, maar ik hoorde iets over Petroesjka, Beethoven 9 en Mahler 8, dus ik krijg het druk! Ik studeer veel, maar voel me prima. Niet te veel stress en de mensen om me heen zijn eerlijk en vriendelijk. Met name de eerste hobo, Justine Gerretsen. Op het podium voelt het zo’n beetje als getrouwd zijn: we zitten naast elkaar en vormen zo hét hoog hout-koppel. Justine heeft veel orkestervaring en is heel open. Met een nieuw iemand naast zich was het voor haar ook afwachten hoe het zou zijn qua intonatie, kleur, balans en interpretatie. Dit geldt overigens ook voor de tweede fluit/piccolo, Franziska Döpper. Ze is een fantastische piccolospeelster maar ook geweldig op fluit. Ik kan volledig op haar vertrouwen en ze is altijd heel goed voorbereid, serieus – en ontzettend aardig!”

Repertoire
“Ik ben heel blij met de programmakeuze van het NNO, maar zou ook heel graag meer hedendaagse muziek willen doen. Mijn broer is een briljant componist die veel doet met elektronische muziek. Ik hou van de manier waarop hij over muziek denkt. Nederland lijkt mij ook het juiste land om dit soort nieuwe muziek te promoten. Hedendaags bedoel ik overigens heel breed, zo’n beetje vanaf Berio. Die heeft dingen voor orkest geschreven die zeker indrukwekkend zijn en absoluut niet saai. Als je maar genoeg achtergrondinformatie meegeeft aan het publiek, denk ik dat ze er zeker enthousiast van worden, maar dit soort werk programmeren brengt financiële risico’s met zich mee. Er moeten wel kaarten verkocht worden, dus ik begrijp dat een orkest hier niet zo snel voor kiest.”

Dirigenten
“Het afgelopen jaar vond ik Martin Sieghart echt geweldig. Hij is heel goed in het snel en helder geven van aanwijzingen over intonatie, maar ook de manier waarop hij de oerversie van Bruckner 8 technisch dirigeerde was heel prettig. Mahler 4 met de Poolse dirigent Michał Nesterowicz was een van de beste concerten die we hebben gegeven. Hij legde minder nadruk op details, maar benaderde alles heel muzikaal. Het mooiste concert was echter met onze vaste gastdirigent Antony Hermus. Mahler 7 was van een heel hoog niveau. Het is een moeilijke symfonie en een flink aantal mensen speelde het voor de eerste keer. Ik heb de radio-opname terug gehoord en het klonk heel goed! Ik ben dan zo trots dat ik deel uitmaak van dit orkest!”

Italië
Francesco is met zijn 24 jaar de op een na jongste in het orkest. Bijna alle musici tot 30 jaar komen uit het buitenland. “In Italië is het op dit moment onmogelijk om een orkestbaan te vinden. Als je naar het aantal inwoners kijkt dan zijn er daar gemiddeld minder professionele orkesten dan in Nederland en omdat de meeste orkestfluitisten nog vrij jong zijn, zijn er ook bijna geen audities. Ik ben heel tevreden hier. Oké, het eten in Italië is heel goed, er zijn mooie steden en er is veel cultuur, maar we zullen ons economisch moeten omvormen om andere landen bij te houden. Ik ben niet gevlucht, maar voelde me wel gedwongen om richting het noorden te gaan. Ik kom niet uit een rijke familie en heb heel hard moeten werken voor deze baan. Om eerlijk te zijn ben ik dus best trots op wat ik heb bereikt. Spelen in een orkest is wat ik altijd heb gewild en de beste fluitisten zijn niet alleen solist, kijk maar naar Pahud!”

Dit interview is verschenen in het FLUIT Magazine, het kwartaalblad van het NFG.

 

 

Actueel