Chef-dirigent Eivind Gullberg Jensen

Chef-dirigent Eivind Gullberg Jensen

Om maar bij het begin te beginnen: waar ben je opgegroeid?
“Ik ben geboren in Horten, een klein stadje dichtbij Oslo, in het Zuidwesten van Noorwegen. Op mijn zesde verhuisden we naar een eiland ten zuiden van Bergen; Stord. Het was echt een fijne omgeving voor mij als kind om daar op te groeien. Met zo’n 20.000 inwoners was het niet te massaal, zoals in de stad, maar groot genoeg dat je niet iedereen bij naam kende. Ik ging er naar school, speelde in meerdere symfonieorkesten, harmonieorkesten en brassbands en deed veel aan sport.”

Ben je van jongs af aan met muziek opgegroeid?
“Allebei mijn ouders waren geen professionele musici, maar leraar, dus ik ben niet op die manier met muziek opgegroeid. Wel was mijn vader amateurmusicus en speelde hij o.a. de fagot en tuba. Mijn moeder gaf muziekles op de basisschool. Zij bracht ooit een blokfluit mee van school toen ik nog jong was, een jaar of vier, vijf. In Noorwegen krijg je een gratis blokfluit van school. En dat terwijl het echt een heel lastig instrument is om te leren spelen. Zelf had ik het heel snel onder de knie. Toen ik een jaar of zes was, speelde ik al behoorlijk gevorderd. Dit was de start van mijn muzikale carrière. Daarna begon ik viool en trompet te spelen. Hiernaast had ik alleen nog tijd voor atletiek. De rest van mijn dagen was gevuld met school en muziek.”

Was dat je eigen keuze?
“Mijn ouders hebben me nooit gedwongen om te studeren. Ik heb me als kind niet verplicht gevoeld om te spelen. Het was iets dat ik voor mijn gevoel moest doen. Ik wilde dit zelf heel graag. Toen ik me realiseerde dat ik talent had om muziek te maken, gaf het me een soort zekerheid en bevestiging. Het was voor mij nooit de vraag of ik veel tijd wilde besteden aan muziek. Ik moest het gewoon doen, zonder twijfel. Het is in mijn ogen goed om eenvaardigheid te beheersen in je leven, of je er nou je vak van gaat maken of niet. Zoiets moet je aanmoedigen, ondersteunen. Dit
doe ik ook bij mijn eigen kinderen.”

En wat vinden je kinderen daarvan?
“Mijn oudste dochter speelde ooit viool en mijn zoon trompet, maar zij zijn helaas allebei gestopt. Mijn zoon stopte al snel, want hij had echt geen interesse. Mijn dochter heeft het wel een aantal jaren volgehouden. De twee jongste dochters hebben geen keuze. Ik ben nu getrouwd met de zeer succesvolle sopraan Mari Eriksmoen en wij zijn beiden van mening dat ze viool moeten spelen. In het begin vonden ze het niet zo leuk, maar nu ze er beter in worden, hebben ze er ook echt wel plezier in.”

Hoe ben je dirigent geworden?
“Mijn moeder geeft les op de basisschool en mijn vader is docent op het gymnasium. Ik heb, net als mijn vader, aanleg voor vakken als wiskunde en natuurkunde. Ik leerde altijd heel gemakkelijk en haalde moeiteloos hoge cijfers. Op het eiland waar wij woonden, hadden niet veel mensen de ambitie om professioneel musicus te worden. Ik had me dus ook voorgenomen om muziek als hobby te houden wanneer ik zou gaan studeren. Na het gymnasium, toen ik negentien was, ben ik eerst een jaar lang leraar geweest voor kinderen van zes tot twaalf jaar op een school in Hardanger. Tegelijkertijd gaf ik aan die hele school muziekles en dirigeerde ik het blaasorkest. Ondertussen reisde ik elk weekend heen en weer tussen Bergen en Hardanger, speelde ik zelf viool en was ik lid en concertmeester van een jeugdorkest. Het jaar daarna ging ik in het leger. Na zes weken werd ik gestationeerd in Bergen, zodat ik door kon gaan met het dirigeren van blaasorkesten in mijn vrije tijd. Ook was ik concertmeester van het symfonieorkest en kon ik viool blijven repeteren. Na al die jaren, gevuld met muziek, begon ik aan een wetenschappelijke studie aan de Technischnatuurwetenschappelijke
Universiteit van Trondheim. Tijdens dat eerste jaar was ik concertmeester van het studentenorkest Trondheim, volgde ik lessen aan het conservatorium en kreeg ik les van de chef-dirigent van het Trondheim Symfonieorkest. Toen kwam ik tot de ontdekking dat mijn gedachten alleen nog maar bij muziek waren. Ik haalde al mijn vakken dat jaar en deed wat ik moest doen, maar ik wist op dat moment al zeker dat ik die studie niet af ging maken. Hierna wilde ik fulltime muziek gaan studeren.”

Waren je ouders het ermee eens dat je van studie veranderde?
“Nee, niet echt. Mijn vader is een heel aardige man, maar hij praatte niet veel. Het was begin jaren ’90, de tijd voordat communicatie via e-mail en mobiele telefoons normaal werd. Dus stuurde hij me een brief, waarin hij zich afvroeg of het wel verstandig was om mijn wetenschappelijke studie af te breken om een muzikale opleiding te beginnen. Maar ja, wat kon hij doen? Mijn besluit stond allang vast. Ik had ook bedacht dat ik altijd nog terug kon, mocht mijn keuze onverhoopt toch niet goed uitpakken. Maar andersom had het niet gekund. Na een te lange ‘pauze’ kun je niet gemakkelijk die muzikale studie weer oppakken. Ik mocht dat muzikale momentum niet verliezen en moest gewoon die droom najagen. Ik heb ook nooit achteromgekeken of spijt gehad van deze beslissing. Na een paar jaar besefte mijn vader
gelukkig ook dat dit uiteindelijk voor mij de beste keuze is geweest. Ik snap zijn terughoudendheid ook wel. Het was in zijn ogen een riskant besluit, aangezien het in Noorwegen moeilijk was om professioneel musicus te worden, laat staan een dirigent. Hij was bang dat er voor mij geen toekomst was, omdat er destijds weinig dirigenten van Noorse afkomst waren. Later, toen ik als dirigent aan het werk ging en
succesvol werd, kon hij er gelukkig enorm van genieten. Hij reisde regelmatig mee, naar München, Berlijn en Parijs. Hij ziet nu dat ik geniet van wat ik doe, dus achteraf is hij ook gelukkig dat ik deze keuze heb gemaakt.” Heb je ooit de ambitie gehad om musicus te worden? “Ik heb jarenlang in diverse orkesten gespeeld en heb daar zeker van genoten. Vooral het samen spelen vond ik heel fijn. Het geluid dat je samen voortbrengt als ensemble is prachtig. Ik ben niet echt een persoon om alleen te spelen. Toch werd tijdens het eerste jaar van mijn muziekopleiding voor mij al meteen helder dat ik dirigent wilde worden. Ik had natuurlijk ook al veel gedirigeerd in de twee jaar nadat ik van het gymnasium kwam. En mijn niveau was zodanig hoog, dat ik zeker wist dat ik die ambitie wilde nastreven. Ik ging in de zomer naar Tsjechië om masterclasses in dirigeren te volgen. Het was zo fantastisch om ervaring op te doen met die geweldige, professionele orkesten. Dit zorgde ervoor dat mijn ambitie om dirigent te worden zich nog sneller ontwikkelde. In vergelijking met andere dirigenten ben ik misschien laat begonnen. Het proces om mijn weg daar naartoe te vinden, had in mijn geval wat meer tijd nodig.”

Wat is er volgens jou nodig om een goede dirigent te zijn?
“Daar zijn waarschijnlijk heel veel antwoorden op te geven, en geen enkele daarvan is fout. Ik doe gewoon mijn werk en het orkest moet aangeven of dat voor hen goed werkt of niet. Wel denk ik dat je echt iets te zeggen moet hebben. Anders is er weinig reden om dirigent te worden. Dat geldt voor elke vorm van muziek maken. Het gaat niet alleen om techniek of de juiste intonatie. De Zweedse cellist Frans Helmerson zei ooit: “Je hebt de behoefte, de drang nodig om iets te zeggen.” En dat werkt voor mij net zo. Natuurlijk moet je kunnen luisteren, de techniek in handen hebben om het orkest te leiden, een goede inspirator zijn en kunnen samenwerken. Maar als je niets te vertellen hebt, niet het gevoel hebt dat je iets wilt overbrengen aan het publiek, dan heeft het in mijn ogen weinig zin. Toen ik net begon met dirigeren, nog voor mijn studie, had ik hierover een interessant gesprek met een docent. Hij zei dat als ik zijn aanbeveling nodig had om dirigent te worden, ik het nooit zou gaan redden. Ik moest het zo graag willen, dat het me niks zou uitmaken wat hij of iemand anders ervan zou vinden. Er zullen altijd mensen zijn die je keuze betwijfelen, maar als je daarnaar luistert en van gedachten verandert, dan heb je het ook niet in je.”

Hoe ben je bij het NNO terechtgekomen?
“Zij hebben mij benaderd. Ik was al drie keer bij het NNO geweest voor een gastoptreden. Marcel Mandos (artistiek leider NNO) vertelde mij tijdens de eerste keer dat ze een chef-dirigent zochten en vroeg me of ik eventueel interesse had. In theorie had ik dat zeker. In dat opzicht ben ik heel pragmatisch. Want ik kan het wel willen, maar belangrijker voor mij was dat het orkest mij ook als chef-dirigent wilde hebben. Dat werkt in mijn ogen twee kanten op. Tijdens mijn laatste gastoptreden hebben we het serieuzer besproken en ook de musici gevraagd wat zij ervan vonden. En zoals je ziet, heeft dat goed uitgepakt.”

Hoe combineer je het werk bij de Bergen National Opera met het NNO?
“Het NNO is perfect te combineren met mijn werk in Bergen. Elke keer als ik thuis ben, dirigeer ik hier, ben ik bezig met de programmering, casting enzovoorts. En tussendoor repeteer ik de aanstaande stukken voor het NNO. Het is een geweldige manier om aan iets te werken in de stad waar je woont. Opera in Bergen heeft een groot potentieel. We werken met het Bergen Filharmonisch Orkest en het Edvard Grieg Koor en ik heb een team van 12 mensen die echt enorm vakbekwaam zijn. Er is alleen nog geen operagebouw, maar we hopen dat in 2028 te krijgen. Er is dus een enorme mogelijkheid tot groei. In Bergen kan ik ook alles van begin tot eind bijna helemaal zelf doen. Ik heb artistieke controle van a tot z. Dat is heel bijzonder voor een dirigent en zelfs voor een directeur van de opera. Een zeldzame kans die ik heel graag verder wil verkennen. Dus zolang ik me goed aan mijn planning houd, en geen afspraak maak om ergens gastdirigent te zijn, terwijl ik in Groningen moet staan, dan komt alles goed. Ik ben echt heel blij met deze combinatie, het maakt mijn leven een stuk makkelijker.

Is dit ooit wel eens anders geweest?
“Jazeker! Toen ik chef-dirigent in Hannover was, werkte ik daarnaast heel veel als gastdirigent. Ik was weinig thuis en voelde me ook niet prettig met de vele uren die ik maakte. Ik was een stuk jonger en had de energie om het te doen, maar voelde me wel constant opgejaagd. Ik ben niet iemand die werk en privé makkelijk van elkaar kan scheiden. Voor mij is het belangrijk om privé een stevige basis te hebben, om houvast te hebben. Als ik dat niet heb, heeft dit effect op mijn werk. Toen ik daar vertrok, nam ik me dus ook voor om dit nooit meer zover te laten komen.”

Hoe ziet je gezinsleven eruit?
“Ik heb vier kinderen; twee met mijn huidige vrouw en twee uit een eerder huwelijk. Drie dochters en een zoon. We leiden best wel een chaotisch leven, maar wij houden daarvan. Doordat we beiden veel reizen, is er weinig ruimte voor routine. Wanneer ik thuiskom, vertrekt zij bijvoorbeeld net weer en zo gaat het vaak. We zijn geen standaard gezin. Als we allemaal thuis zijn, genieten we daarom
des te meer. Omdat het niet vaak gebeurt, maken we er dan echt iets moois van samen. Tijdens de pandemie zijn we natuurlijk wel veel samen thuis geweest. Dat hebben we ‘overleefd’ en we ontdekten dat het ook heel fijn was om als familie bij elkaar te zijn. Wanneer Mari en ik allebei thuis zijn, probeer ik ook te zorgen dat mijn oudste kinderen bij ons komen. Dan is het plaatje weer even compleet. Gelukkig zijn mijn schoonouders nog heel fit en gepensioneerd, dus zij helpen ons om voor de jongste kinderen te zorgen wanneer wij langer van huis zijn. Dat werkt erg goed.”

Reizen de kinderen ook met jullie mee?
“Toen mijn oudste twee kinderen kleiner waren en ik moest voor mijn werk naar het buitenland, reisden ze vaak met me mee. Naar Australië bijvoorbeeld en de Verenigde Staten. Mijn jongsten gingen veel met Mari mee toen ze kleiner waren. Vier weken nadat Mari bevallen was van onze eerste dochter, debuteerde ze in La Scala in Milaan. We moesten haar toen met spoed in het paspoort laten zetten, zodat ze mee kon naar Italië. Zoals gezegd, het is af en toe erg hectisch, maar voor ons werkt het. We proberen hen wel zoveel mogelijk structuur mee te geven, voor zover dat kan met ons werk. Ze hebben al veel van de wereld gezien. Kinderen zijn gelukkig erg flexibel en wennen snel aan een nieuwe situatie en omgeving. Zolang ze het gevoel maar hebben dat ze wel een thuis hebben, hier in Noorwegen.”

Hoe organiseer je zo’n chaotisch leven?
“Dat lukt ons best wel goed. Ik weet meestal wel waar en wanneer ik moet dirigeren en Mari heeft haar eigen planning al vaak voor een langere periode. Dan gaan we kijken waar we overlap hebben en dus haar ouders moeten vragen om in te springen. We proberen ook bepaalde periodes samen vrij te houden. Zo’n vijftien jaar geleden werkte ik echt veel te veel en liep ik voor mijn gevoel altijd achter de feiten
aan. Nu zie ik het nut er niet meer van in om alleen nog maar aan het werk te zijn. Ik probeer meer de balans te zoeken tussen werk en privé. Ik wil tijdens mijn werk optimaal kunnen presteren en ook thuis nog het beste van mijzelf kunnen geven. Die balans vinden blijft moeilijk, maar ik word er steeds beter in. Het is wel fijn dat Mari en ik van elkaar weten wat ons werk inhoudt. Hierdoor kunnen we elkaar ruimte geven en begrijpen we wanneer de ander ad hoc iets moet doen.”

Hoe belangrijk is opvoeding met muziek voor jou?
“Ik vind muziek een heel belangrijk onderdeel van goede opvoeding. Het is altijd een deel van mijn leven geweest en ik vind het over het algemeen belangrijk voor kinderen. Muziek opent verbindingen in je hersenen. Klassieke muziek is op een bepaalde manier wat verfijnder, dus misschien dat je dit op latere leeftijd nog extra gaat waarderen. Toch proberen wij onze kinderen al van jongs af aan veel in aanraking te laten komen met opera en klassieke muziek. Die Zauberflöte van Mozart is een heel mooie manier om kinderen kennis te laten maken met klassiek. Ze hoeven van mij geen musici te worden, maar ik vind het wel belangrijk voor hun algemene ontwikkeling om viool te spelen. Om met muziek te werken, ermee te experimenteren, muziek te ontdekken en leren ervan te gaan houden. Dat is in mijn ogen een belangrijk onderdeel van opvoeding. Ook voor scholen zou dit een belangrijk onderdeel van het onderwijsprogramma moeten zijn. Als je kijkt naar de politieke ontwikkelingen die gaande zijn, de wereldwijde polarisatie. Zoals Leonard Bernstein al zei: “Art can not change events, but it can change people.” Als muziek de gedachten van mensen kan veranderen, kan het ook hungedrag beïnvloeden. Dan kun je zeker zeggen dat het op lange termijn belangrijk is om met muziek op te groeien, om zo de wereld een stukje mooier te maken.

Wat betekent muziek voor jou?
“Ik zie mijn werk niet echt als werk, vooral ook omdat ik muziek altijd als hobby heb gehad. Het is een enorm privilege om van je hobby je werk te mogen en kunnen maken. Het is een onderdeel van mijn leven, net als eten en ademen. Tijdens de pandemie ontdekte ik pas echt wat ik miste toen ik niet zoveel met muziek bezig kon zijn. De eerste keer dat ik na een lockdown weer dirigeerde, werd ik tijdens de repetitie heel emotioneel. Ik had niet verwacht dat ik zulke sterke gevoelens zou krijgen en schaamde me er zelfs een beetje voor. Maar het laat wel zien hoe sterk die verbondenheid met muziek werkelijk is.”

Wat kunnen we van jou verwachten bij het NNO?
“Ik hoop dat we eindelijk weer een normaal seizoen kunnen draaien, met volle zalen en enthousiast publiek. Met het nieuwe programma heb ik me niet bemoeid. Met Marcel ben ik al wel veel in gesprek geweest, en dan met name over seizoen 2023- 2024. Misschien zal ik meer van mijn Scandinavische achtergrond inbrengen. Daar hebben we nog geen beslissingen over genomen, dus dat is afwachten. We kijken natuurlijk naar wat het orkest al gespeeld heeft, wat de theaters verwachten en wat we samen willen brengen. Er spelen veel factoren mee in het opstellen van zo’n programmering. Ik ben sowieso al heel blij met de programmering van het komende seizoen. Beethovens Negende Symfonie op Lowlands lijkt me erg bijzonder. Ik ben erg benieuwd naar de locatie en het publiek.”

Hoe reflecteert het inauguratieconcert jou als persoon?
“Mijn inauguratie had in principe van alles kunnen bevatten. Van Brückner tot Mahler tot Scandinavisch en modern. We hebben nu gekozen voor twee stukken die met water te maken hebben. Ik ben opgegroeid op een eiland, zo’n twintig meter van de zee af. Tegenwoordig woon ik op slechts veertien meter afstand van zee. Daardoor heb ik altijd verbinding gevoeld met water. Zo gauw ik wakker word, zie ik de zee. Net alsof je op het water leeft, dat gevoel. Ook als ik op reis ben, word ik automatisch naar het water getrokken. Dus dat we La Mer van Debussy en De Oceaniden van Sibelius gaan spelen, is voor mij niet meer dan logisch. Beiden zijn meesterwerken waarin water centraal staat. Het slagwerkconcert is voor mij ook heel bijzonder. Martin Grubinger is een vriend van mij en we hebben al meerdere concerten
samen gedaan. Hij is echt een geweldig percussionist, maar heeft nog niet vaak in Nederland gespeeld. Ik ben dus heel blij dat hij hierheen komt voor mijn inauguratie. Ik denk wel dat deze stukken mijn persoonlijkheid en loopbaan reflecteren.”

Wat doe je graag in je spaarzame vrije tijd?
“Eén van mijn hobby’s is het verzamelen van wijn. Ik kan er erg van genieten om lekker te eten en daarbij te genieten van een mooi glas wijn. Ik ben zelf geen chefkok, maar vrienden van mij kunnen heel goed koken en ik probeer mijn eigen vaardigheden ook te verbeteren. Door de jaren heen ben ik me meer gaan verdiepen in wijn en heb ik een mooie verzameling aangelegd. Dit is een hobby waarbij het belangrijk is om te delen. Net als bij muziek wordt het pas interessant wanneer je het kunt delen. Muziek moet gedeeld worden, net als goede wijn. Ik kan wel in mijn eentje een fles wijn openen of naar mooie muziek luisteren. Maar het krijgt een diepere betekenis zo gauw je het met iemand samen doet. De beste flessen wijn open ik dus ook met mensen die ik liefheb en die het net zo waarderen als ik. Die ervaring delen en bespreken, maakt het tot een waardevolle belevenis.”