Programmatoelichting Boulanger, Ravel & Dvořák

Op deze pagina vind je informatie over het concert Boulanger, Ravel & Dvořák. Dit is de vervanger van het programmaboekje dat je altijd bij concerten uitgereikt kreeg. Door de coronamaatregelen is het lastiger geworden om zo’n programmaboekje voor aanvang het concert uit te delen. Op deze manier krijg je toch achtergrondinformatie en de setlist van de te spelen werken en nummers. Veel plezier bij Boulanger, Ravel & Dvořák!

Lili Boulanger

D´un soir triste (1918)

D´un matin de printemps (1918)

 

Maurice Ravel (1875-1937)

Pianoconcert in G groot (1928-31)

Allegramente

Adagio assai

Presto

 

Antonin Dvorák (1841-1904)

Symfonie nr. 9 in e kl. t. ‘Uit de nieuwe wereld’ (1893)

Adagio. Allegro molto

Largo

Scherzo. Molto vivace

Allegro con fuoco

 

 

Lili Boulanger: D´un soir triste / D´un matin de printemps

Toen de 24-jarige Lili Boulanger aan tuberculose overleed treurde het Franse muziekleven diep over deze in de knop gebroken bloem; ze gold als een belofte die weer een stap verder zou gaan dan haar inspiratoren Gabriel Fauré en Claude Debussy. Maar speculeren is zinloos; belangrijker is wat ze wèl klaarspeelde. Lili – zus van muziekpedagoge Nadia Boulanger, de lerares van een stroom muzikale grootheden – was de eerste vrouwelijke winnares van de Prix de Rome, werd door feministische groeperingen op het schild gehesen, componeerde een twintigtal verrassend moderne werken en toonde een voorkeur voor pacifistische en boeddhistische liedteksten.

Die uitzonderlijke staat van dienst breidde ze in haar laatste maanden uit met twee werken die sterk in karakter contrasteren. D´un matin de printemps heeft een speelsheid en een zacht kleurenpalet dat je alleen in Franse muziek aantreft, en tegelijkertijd mild-moderne harmonieën die de jaren twintig aankondigen.

Met D´un soir triste schreef ze, wrang genoeg, haar eigen requiem. Het typisch Franse licht lijkt hier volledig uitgedoofd, en nog beklemmender is het idee dat een twintiger zulke duistere muziek schrijft. Het was oorlog en de componiste was ziek.

 

Maurice Ravel: Pianoconcert in G

In Maurice Ravels Pianoconcert in G hoor je allereerst een fiedeldeuntje dat een Baskisch volksliedje zou kunnen zijn – een hint naar de geboortegrond van zijn moeder. Nog geen minuut later zijn er ook echo´s van flamenco en jazz voorbijgekomen.

Ravel was een kameleon die effectief van muzikale kleur kon verschieten – geen componist die diepere gevoelens vertolkte. Zijn muziek gaat bijna altijd openlijk over andere muziek. Soms is dat andermáns muziek: hij schreef graag pastiches in de stijl van een collega-componist of illustere voorganger. Maar vaker nog nam hij hele genres of muzikale stromingen als onderwerp. Enthousiast schreef hij stukken die Spaansachtig klinken, of Aziatisch. Het horen van een zigeunerviolist inspireerde hem tot een rapsodie in Balkanstijl en in één van zijn pianowerken imiteerde hij de clavecimbeltechniek van Franse barokcomponisten. Je zou denken dat zoveel travestie tot een identiteitscrisis leidt, maar nee: altijd hoor je typische samenklanken en karakteristieke melodiewendingen die alleen maar van Ravel kunnen zijn – om van zijn hoogstpersoonlijke instrumentatiekunst nog te zwijgen.

Ook met het flamboyante Pianoconcert in G had Ravel geen diepere bedoelingen. Een concert, zei hij, moet bovenal briljant en lichtvoetig zijn. Aanvankelijk had hij het ´Divertissement´ willen noemen – amusementsmuziek, dus. En amusant is het werk zeker. Naast de alle kanten op spattende pianopartij trekken diverse instrumenten de aandacht met opmerkelijke solo´s; een glansrol is weggelegd voor trompet en klarinet. Door de wonderlijke en exotische klankeffecten valt het nauwelijks op dat het qua vorm eigenlijk een oer-traditioneel concert is, in de klassieke traditie van Mozart. Het middendeel modelleerde hij zelfs naar het Larghetto uit diens Klarinetkwintet, met een bezwerende melodie boven een wiegende begeleiding.

 

Antonin Dvorák: Symfonie nr. 9, ´Uit de Nieuwe Wereld´

Zoals veel componisten van zijn tijd putte Antonin Dvorák inspiratie uit volksmuziek van zijn geboorteland – in zijn geval Tsjechië. In 1892 kreeg hij de gelegenheid zijn muzikale palet te verrijken: op uitnodiging van conservatoriumdocente Jeanette Thurber werd hij in New York aangesteld om jonge componisten te helpen hun muzikale identiteit te vinden. Dvorák, zo redeneerde zij, wist hoe je inheemse volksmuziek kon verzilveren tot ´hogere kunst´; Amerikanen zouden van hem kunnen leren hoe ze typisch Amerikaanse muziek moesten schrijven.

Uiteraard was New York voor de ´provinciale´ Dvorák een openbaring. Hij raakte al snel gefascineerd door ´Indianenmuziek´ die hij hoorde tijdens een ´Wild West Show´. Nog indrukwekkender vond hij de zwarte muziek die hij hoorde; gospel en spirituals konden volgens hem de basis vormen van ´een grote, waardige Amerikaanse school´. Uiteindelijk was Dvorák in Amerika evenzeer leerling als docent; de volksmuziek die hij er hoorde kleurde een aantal van zijn eigen composities uit die periode, de Negende Symfonie voorop.

Qua vorm en bezetting is de Negende nog altijd volop Europees. ´Amerikaans´ echter is zijn veelvuldige gebruik van de pentatonische ladder (oftewel de toonreeks die de zwarte toetsen van de piano vormen): die komt overal ter wereld voor, maar kwam in Dvoráks toontaal terecht via de inheemse muziek die hij in Amerika had gehoord.

Nergens citeert hij bestaande volksdeuntjes, al klinken ze soms wel zo. Een fraai voorbeeld hoor je in deel twee, waar een althobo (die van componisten minder vaak solo-ruimte krijgt dan je van zo´n expressief instrument zou verwachten) een gospel-achtige melodie speelt. Dvoráks leerling William Fisher schreef er een tekst bij en onder de titel Going Home werd het een favoriet van religieus (zwart) Amerika.

Ook het derde deel is een hybride. Het begint met bijna Beethoven-achtige klaroenstoten, maar wat volgt werd volgens Dvorák geïnspireerd door de Indianendans die de Amerikaanse dichter Henry Longfellow beschreef in zijn epos Song of Hiawatha. Wonderlijk genoeg vonden Dvoráks landgenoten dit deel juist typisch slavisch klinken. En dat zou je ook van de Finale kunnen zeggen: hier neigt Dvorák soms naar het Russische pathos van Tsjaikovski. Vreemd is dat niet, want heimwee naar huis kwelde hem vanaf zijn eerste dag in New York. Als je dat ergens hoort is het hier.

 

© Michiel Cleij 2022

Eivind Gullberg Jensen


Dirigent

Eivind Gullberg Jensen wordt met ingang van seizoen 2022-2023 chef-dirigent bij het Noord Nederlands Orkest. Jensen studeerde viool en muziektheorie in Trondheim en directie bij Jorma Panula in Stockholm en bij Leopold Hager in Wenen. Sinds dit jaar is hij artistiek en algemeen directeur van de Nationale Opera in Bergen. Hij leidde onder meer het Concertgebouworkest, de Berliner Philharmoniker, de Münchner Philharmoniker, het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Stockholm, het Orchestre de Paris, het WDR Sinfonieorchester Köln en het Tonhalle-Orchester Zürich en werkte met solisten als Leif Ove Andsnes, Truls Mørk, Hélène Grimaud, Gautier Capuçon, Sol Gabetta, Hilary Hahn, Vadim Repin en Frank Peter Zimmermann. Hij dirigeerde Tosca aan de Wiener Staatsoper, Rusalka aan het Teatro dell’Opera di Roma, Jenůfa aan de English National Opera, Rusalka aan het Opernhaus Zürich en Fidelio aan de Bayerische Staatsoper. In het seizoen 2020/21 debuteerde hij bij het Orchestre symphonique de Québec en het Sjællands Symfoniorkester in Kopenhagen en leidde hij de Franse première van Waiting, een gedramatiseerd concert gebaseerd op Peer Gynt door Calixto Bieito en Karl Ove Knausgård in de Opéra National du Rhin in Straatsburg.

Ontdek het orkest

Het NNO bestaat uit zo’n 75 vaste orkestleden van verschillende nationaliteiten. We bieden ook ruimte aan jong talent en hebben de afgelopen jaren veel jonge musici mogen verwelkomen. Klik hier om te kijken welke musici er spelen in het NNO.

Thomas Beijer


Piano

Thomas Beijer, geboren in Nederland in 1988, studeerde aan het Conservatorium van Amsterdam bij Jan Wijn. Na zijn afstuderen met de hoogste onderscheiding, vervolgde hij zijn pianostudie bij de Cubaanse pianist Jorge Luis Prats. Ook volgde hij masterclasses bij o.a. Emanuel Ax, Menahem Pressler, Murray Perahia, Pascal Devoyon, Jacques Rouvier en Elza Kolodin.
Naast zijn pianostudie studeerde Beijer compositie bij o.a. Elmer Schönberger in Amsterdam en bij Malcolm Singer in Londen. Als winnaar van de Young Pianist Foundation National Piano Competition op achttienjarige leeftijd, werd Thomas Beijer al vroeg erkend als een van de meest prominente musici in zijn thuisland. Naast uitvoerend musicus is Beijer ook componist. Een van zijn recente werken is de liederencyclus ‘Een slot zonder sleutel’ -liederen geïnspireerd op de COVID-19 lockdown- gecomponeerd voor sopraan Laetitia Gerards. Naast zijn carrière als pianist en componist is Beijer beeldend kunstenaar en auteur. In 2017 debuteerde hij als romanschrijver met Geen Jalapeños. Momenteel werkt hij aan een bundel muziekessays, die in het najaar van 2021 zal verschijnen. Sinds 2019 is Thomas Beijer artistiek leider van de Stichting Jonge Pianist.

Word Vriend!

Het NNO heeft een enthousiaste vriendenvereniging die bij ons het verschil maakt. Dankzij hun financiële bijdrage is er ruimte voor educatie en speciale projecten. Als Vriend van het NNO blijft u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en ontvangt u meerdere voordelen. Wilt u meer informatie over onze Vrienden? Kijk dan hier voor meer informatie.

Steun het NNO


Het Noord Nederlands Orkest creëert met jouw hulp al decennialang schitterende muzikale werken met de steun van bezoekers en het bedrijfsleven. Weten hoe jij het NNO kunt steunen, zodat concerten zoals Symphonic Jazz blijven bestaan? Kijk dan hier voor meer informatie.