Programmatoelichting Beethoven 4 & Brahms 4

Twee maal vier 

Beethoven

Niet één genre in het oeuvre van Ludwig van Beethoven (1770-1827) is zo tekenend voor de tragedie van Beethovens gehoorverlies als zijn pianoconcerten. Einde 1792 kwam de net 22-jarige Beethoven als aanstormend klaviervirtuoos naar Wenen en maakte in de eerste jaren vooral furore met pianosonates en pianoconcerten. De werken in beide genres schreef hij primair om zichzelf als pianist te presenteren. Dat het pianoconcert na 1809 – met het symfonisch opgezette Vijfde pianoconcert (in Es, op.73) dat u begin maart 2026 bij het NNO kunt beluisteren – uit Beethovens oeuvre verdwijnt, heeft alles te maken met het feit dat de uitvoering van een pianoconcert van de solerende pianist een zorgvuldige afstemming met het begeleidende orkest vereist, wat voor Beethoven als gevolg van zijn almaar voortschrijdende doofheid steeds moeilijker moet zijn geworden. Van het Vierde pianoconcert (in G, op.58; 1806) is bekend dat Beethoven het zelf nog in première heeft gespeeld en wel tijdens het berucht geworden mammoetconcert op 22 december 1808, waarin Beethoven in het onverwarmde (!) Theater an der Wien voor ruim vier uur aan nieuwe composities allemaal op één avond ten beste wilde geven. Terwijl de eerste drie pianoconcerten qua opbouw alle drie beantwoorden aan de blauwdruk van het laat 18e eeuwse soloconcert, wijkt Beethoven in het Vierde pianoconcert incidenteel van dit model af. Het beste voorbeeld hiervan is meteen het begin: opent het 18e eeuwse concert met een minutenlange passage voor het orkest, waarbij de piano eventueel zacht meespeelt, in Beethovens Vierde concert is het de pianist die het concert alleen opent. Wat volgt, is een van Beethovens mooiste werken, hoogstwaarschijnlijk ingegeven door de liefde voor Josephine von Brunswick, met wie hij de zomer van 1806 doorbracht in een gehuurde woning buiten Wenen. 

 Brahms

Johannes Brahms (1833-1897) voltooide zijn Eerste symfonie pas op 43-jarige leeftijd. Een eerste poging tot compositie van een symfonie in de jaren ’50 van de 19e eeuw strandde door gebrek aan ervaring, maar resulteerde uiteindelijk in zijn Eerste pianoconcert, dat hoorbaar georiënteerd is op Beethovens Vijfde pianoconcert. De Eerste symfonie ontstond over een periode van meer dan twee decennia. Het probleem waarmee de gewetensvolle Brahms worstelde was de vraag hoe een symfonie er uit moest zien, die in de schaduw van Beethovens symfonieën zowel artistiek verantwoord als artistiek relevant was: muziek, die in de Duitse symfonische traditie geworteld is, maar tegelijk op een zinnige wijze hierop voortbouwt. Toen in de zomer van 1876 dan eindelijk met de Eerste symfonie de ban werd gebroken, schreef Brahms in het tijdbestek van bijna tien jaar nog drie symfonieën, waarvan de laatste – de Vierde, die vandaag wordt uitgevoerd – tegenwoordig als de grootste wordt beschouwd. Aanvankelijk werd de Vierde symfonie echter met grote reserve tegemoet getreden. Toen Brahms zijn muzikale vrienden confronteerde met de eerste twee delen van deze symfonie, die hij in de zomer van 1884 in de Oostenrijkse stad Mürzzuschlag op papier had gebracht, stuitte hij vooral op onbegrip en zelfs op de vrees, dat hij met het eerste deel van de symfonie zijn reputatie op het spel zou zetten. Eén van zijn meest muzikale bekenden, zijn oud-studente Elisabeth von Herzogenberg, verwoordde exact de uitdaging die Brahms met het eerste deel van zijn Vierde symfonie zijn luisteraars voorlegde: het netwerk aan verbanden tussen de muzikale thema’s en motieven was zó dicht, dat de oplettende luisteraar dreigde erdoor overweldigd te worden. Maar de inmiddels gelouterde Brahms, die zich natuurlijk ten volle bewust was van de kwaliteit van zijn werk, liet zich niet van de wijs brengen en veranderde er geen noot aan. De hoge kwaliteit van de twee gecomponeerde delen riep echter wel de indringende vraag op hoe deze symfonie op een waardige wijze te beëindigen. De sleutel tot de oplossing viel Brahms in de handen in de nieuwe publicatie met gedrukte kerkelijke cantates van Johann Sebastian Bach (1685-1750), die de Bachvereniging enkele maanden na de compositie van de eerste twee delen van de Vierde symfonie uitgaf. Hierin trof Brahms Bachs cantate Nach dir, Herr, verlanget mich (BWV 150), die hij in 1874 via de Bach-wetenschapper Philipp Spitta al had leren kennen. Het slotdeel van deze cantate wordt gekenmerkt door een almaar herhaalde basmelodie en deze melodie prikkelde bij die gelegenheid Brahms’ muzikale fantasie al. Bij de nieuwe confrontatie met Bachs cantate moet er een moment zijn geweest waarop Brahms tot het inzicht kwam dat Bachs basmelodie en het openingsthema van het eerste deel van de Vierde symfonie met elkaar te combineren waren. Hieruit moet Brahms de inspiratie hebben gekregen de Vierde symfonie met het eerder overwogen symfoniedeel gebaseerd op Bachs melodie te gaan besluiten. Na de compositie van de laatste delen in de zomer van 1885, eveneens in Mürzzuschlag, dirigeerde Brahms zelf op 25 oktober 1885 de première van zijn Vierde symfonie bij de hertogelijke hofkapel in Meiningen, dat op dat moment bekend stond als één van de beste orkesten in Duitsland. 

 

Dr. Marcel S. Zwitser 

 

 

 

Dirigent

Hartmut Haenchen
Hartmut Haenchen, sinds het seizoen 22/23 vaste gastdirigent van het NNO, is in 1943 in Dresden geboren. Hij zong in zijn kinderjaren in het Dresdner Kreuzchor en groeide op in de DDR. In 1986 emigreerde hij naar Nederland, waar hij chef-dirigent werd van zowel De Nederlandse Opera (tot 1999) als het Nederlands Philharmonisch Orkest (tot 2002). Met name zijn in meerdere seizoenen herhaalde Ring-cyclus van Wagner is veelgeprezen. Naast zijn vaste gastdirigentschap bij het NNO werkt Hartmut Haenchen als gastdirigent aan befaamde operahuizen als de Royal Opera Covent Garden in Londen, de Opéra National de Paris, het Teatro Real in Madrid, de Deutsche Oper in Berlijn en de Scala in Milaan. Daarnaast wordt hij uitgenodigd door onder meer Orchestre National de France, New Japan Philharmonic, het orkest van De Munt in Brussel en het Orchestre de Paris.

Solist

Lukáš Vondráček

De Tsjechische pianist Lukáš Vondráček, winnaar van de Grand Prix bij de Internationale Koningin Elisabethwedstrijd 2016, heeft een indrukwekkende internationale carrière. Hij trad op met toporkesten zoals The Philadelphia Orchestra, Boston Symphony en Czech Philharmonic, onder dirigenten als Paavo Järvi en Jakub Hrůša. Vondráček speelt in beroemde zalen zoals het Concertgebouw in Amsterdam en de Elbphilharmonie in Hamburg, en op festivals als het Menuhin Festival Gstaad en Edinburgh International Festival.

Op vierjarige leeftijd maakte hij zijn debuut en op vijftienjarige leeftijd speelde hij met het Tsjechisch Philharmonisch Orkest. Hij won meerdere internationale prijzen en behaalde in 2012 zijn Artist Diploma in Boston.