Kijk & luister

Ontmoet het NNO

Ontmoet het NNO: slagwerker Stefan

De liefde voor muziek gaat voor slagwerker Stefan Kirschbaum heel diep. “Het is voor mij altijd een middel geweest om mezelf te kunnen zijn. En iets waarmee ik mensen met elkaar in verbinding wil laten komen.” Het is een zonnige warme dag in april. Stefan (39) zit met een kopje koffie op zijn eigen getimmerde bankje in de tuin, terwijl bouwvakkers aan de overkant van het water volop bouwen aan nieuwe huizen. “Het is hier prachtig om te wonen”, vertelt Stefan. “We woonden eerst in een huurhuis een paar straten verderop, met uitzicht over het meer. Dan sloeg ik ’s ochtends de gordijnen open en keek ik over het meer. Dat mis ik wel een beetje.”

De plek waar Stefan oorspronkelijk vandaan komt is minstens zo idyllisch: Sulz am Neckar, aan de oostelijke rand van het Zwarte Woud. “Het was er mooi, maar saai. Ver weg van alles. Veel mensen werkten bij Daimler-Benz of in andere fabrieken. Toen ik nog naar school ging, was het bijna uitzonderlijk dat iemand ging studeren. Ik werkte naast school wel in een plantenkwekerij, maar vond dat harde werken maar niks. Dat moest je niet te hard zeggen”, lacht Stefan. “Mensen die gingen studeren waren te lui om te werken, vonden ze daar. Nu niet meer hoor, maar toen wel.”

“Op de kleine trom degelijke Duitse marsmuziek spelen vond ik ook wel wat hebben”

In dat kleine Duitse dorpje gebeurde veel met muziek. Stefans basisschoolleraar gaf ook muziekles, zijn ouders zongen in de kerk. Muziek hoorde bij het leven. Bij de lokale muziekvereniging ging Stefan daarom vanzelfsprekend ook muziek maken. De trompet liet hij al snel links liggen, slagwerk bleek beter bij Stefan te passen. “Ik was een drukke jongen en kon daar fysiek veel energie in kwijt. En het leek ook wel stoer natuurlijk.” De vereniging speelde van alles, van klassieke stukken tot liedjes van Tom Jones.

“Op de kleine trom degelijke Duitse marsmuziek spelen vond ik ook wel wat hebben.” Bij het jeugd-selectieorkest leerde Stefan langere symfonische composities te spelen. Zijn slagwerkleraar daar was heel ambitieus, wilde elke keer ‘een streepje zetten als hij iemand bij het Conservatorium had afgeleverd’. Dat zou ook wel iets voor Stefan zijn, vond de leraar. Stefan had talent. “Ik heb nog een stage als geluidsmusicus geprobeerd, maar nee. Ik had geen passie voor kabels, dingen monteren, soundchecks enzo. Ik realiseerde me wel dat ik dan degene moest zijn die de muziek máákt.”

Toen vervolgens zijn oudere broer tijdens een auto-ongeluk overleed, besefte Stefan des te meer dat zijn passie moest gaan volgen. “Het leven kan zo afgelopen zijn, dus doe er iets moois mee.”

‘De grootst mogelijke pacifist’ maakte een feestje van zijn dienstplicht

En zo belandt Stefan - met een kleine onderbreking voor de dienstplicht, waar de ‘zo grootst mogelijke pacifist’ 13 maanden lang een feestje van maakt, samen met de andere legermuzikanten - bij het Conservatorium. Eerst in München, later reist hij zijn idool Rainer Seegers achterna naar Berlijn. “De allerbeste leraar en slagwerker die er was. En nog steeds is. Rainer Seegers was paukenist bij het Berliner Philharmoniker, gaat nu met pensioen. Die klank, de manier van muziek maken. Bij hem is een pauk niet een slagwerkinstrument, maar meer een melodie-instrument. Hij laat het instrument zingen. Bij hem gaat het helemaal niet om de techniek, hij slaagt er gewoon in de puurste klank uit het instrument te halen. Er zit helemaal geen weerstand meer in. Als student ben je nog veel bezig met je verschijning als je speelt. Maar Reiner Seegers ziet er echt niet uit als hij speelt. Helemaal ineen gedoken, als een heel klein mannetje. Maar het klinkt gewoon altijd te gek.”

In die tijd zit Stefan trouw elke week bij een concert van zijn geliefde Berliner Philharmoniker. Volgens Stefan het allerbeste orkest dat er is. Maar hij heeft toch niet alle orkesten ter wereld horen spelen? “Nee, natuurlijk niet. Maar ik heb wel veel orkesten gehoord - en zelf ook bij veel gespeeld, vooral in Duitsland. Maar de klank van het Berliner Philharmoniker, dat hebben veel andere orkesten niet. En er schuilt zoveel kwaliteit en energie achter. Het is gewoon ongelooflijk hoeveel muziek daar in zit. Op een natuurlijke manier. Zoals Rainer Seegers speelt, zo speelt het hele orkest. Ook al hebben ze ruzie of praten ze alleen via advocaten met elkaar, die 100 man zijn gewoon één op dat moment. Heel bijzonder.”

“Ook al hebben ze ruzie of praten ze alleen via advocaten met elkaar, die 100 man zijn gewoon één op dat moment”

Via twee bevriende muzikanten hoort Stefan dat er een plek vrij kwam bij het Noord Nederlands Orkest. Ze zoeken een slagwerker, die ook pauk kon spelen. Net wat voor Stefan. Maar Groningen? Daar heeft Stefan nog nooit van gehoord. “Een week voor mijn auditie probeerde ik een hotelkamer te boeken, maar daar lachten ze me uit. Het Noorderslag-festival zou dan zijn, alles zat vol.” Uiteindelijk wist Stefan een veel te dure kamer te boeken en krijgt hij de baan.

“Ik vind echt niet alles mooi. Sommige stukken doen me niks, ook al is dat misschien een meesterwerk”

Hoewel Stefan een beetje bij toeval in de muziek is gerold en hij de liefde voor klassieke muziek niet met de paplepel ingegoten kreeg, spreekt hij nu vol passie over klassieke muziek. “Ik vind echt niet alles mooi. Sommige stukken doen me niks, ook al is dat misschien een meesterwerk. Ik ben geen analytische luisteraar. Zulke mensen ken ik wel. Die zeggen dan: “Oh, gaaf. Dan moduleert ie via een septakkoord naar mineur, om vervolgens via een Napolitaans akkoord de negen in de bass te laten liggen, wat dan mooi in die sixt-ajoutee overgaat.” Heel analytisch. Dat heb ik niet. Ik vind iets mooi of niet mooi. Hoewel wat ik mooi vind ook weer steeds verandert. Vroeger vond ik het eerste en vierde deel van een stuk vaak het mooist. Bombastisch, veel koper. En nu kan ik die rustigere middendelen, die bijna intiem zijn, juist meer waarderen. Misschien heeft ouder worden daar mee te maken. Je zoekt meer diepgang, prikt door dat bombastische ego-deel heen. In het intieme wordt het echte verhaal verteld. Ach, ik weet het niet. Misschien klets ik ook wel onzin.”

“Ravels pianoconcert in G-majeur speelde ik als kind al, maar toen had ik er niks mee. Later hoorde ik het nog eens in Berlijn en toen werd ik er stil van”

Toch is Stefan heel duidelijk over wat hij het mooiste stuk ooit vindt: het tweede deel uit Ravels pianoconcert in G-majeur. Hij pakt zijn telefoon en wil het laten horen. Het fragment begint met een advertentie voor The Lion King. “Dit is het niet hoor. Hier is mijn jongste gek op”, lacht Stefan. Dan komt Ravel en zijn we stil, op wat tsjilpende vogels om ons heen na. “Tsja, gewoon die klanken. En die stukken waarin de fluit en hoorn de stukken van de piano overnemen. De piano die klinkt alsof een waterval naar beneden gaat. Alsof de muziek vanzelf komt en in één vloeiende beweging in elkaar over gaat. Eén boog van de eerste tot laatste noot, één lange zin. De energie valt nooit weg. Een perfect stukje muziek. Dit stuk speelde ik al in een jeugdorkest, maar toen had ik er niks mee. Later hoorde ik het nog eens in Berlijn en toen werd ik er stil van.”

Een ander stuk dat veel indruk maakte op Stefan is Mahler 5. Dit was het eerste klassieke stuk dat hij met een jeugdorkest speelde. “De emotie die in het stuk zit, daar kon ik helemaal bij wegdromen. Dat Zuid-Duitse en Oostenrijkse wat er in zit, de bergen, de landschappen. Zo’n heel diep gevoel van mens zijn op deze aardbol, gaf het me. Een bepaalde melancholie, eerlijkheid, echtheid. Het is geen toneel of doen alsof, het is heel puur. En dat gaat heel diep.” Met het Mahler Jeugdorkest speelde Stefan later nog de Alpensymfonie van Richard Strauss. “Dat was gewoon een kippenvelmoment van één uur lang. Dat zal me ook de rest van mijn leven bijblijven. Dat was ook zo’n, ja.. ik kan dat gevoel bijna niet omschrijven. Een heel diep, eerlijk en melancholisch gevoel. Die echtheid die daarin zit.

Het gaat natuurlijk over de Alpen en hoe hij dat omschrijft. De waterval, hoe hij de bossen inloopt, de dreiging als het onweer er aan komt. En dan die solo, van de eerste trompet en de eerste hoorn. Als ik daar aan denk, ahh.. dan krijg ik gewoon kippenvel!”, lacht Stefan, terwijl de haartjes op zijn armen inderdaad overeind gaan staan. “Die trompettist en hoornist stegen op dat moment ook echt boven zichzelf uit. Het ging niet meer om de personen, maar om de muziek. De dirigent zat ook te janken tijdens het dirigeren, die was gewoon zo geraakt. Heel bijzonder, heel emotioneel.”

“Het ging niet meer om de personen, maar om de muziek. De dirigent zat ook te janken tijdens het dirigeren, die was gewoon zo geraakt”

Diezelfde ‘magische momenten’ beleeft Stefan nu bij het Noord Nederlands Orkest. Soms weet het orkest zó boven zichzelf uit te stijgen, dat de muzikanten beseffen dat het niet meer om henzelf gaat, maar om iets groters. “Als we dat punt bereiken, is het na de laatste toon vaak absoluut stil in de zaal. En die stilte blijft heel lang aan, want niemand durft de sfeer te doorbreken. Dat vind ik mooi, die magie en dat mensen zo van muziek kunnen genieten. En dan mogen ze wat mij betreft ook binnenkomen op slippers met een biertje in de hand.

Muziek draait nu soms wat te veel om tradities en status, vind ik. Traditie is belangrijk, maar het schrikt ook nieuwe mensen af. Of ze denken: ik heb er geen verstand van, dus ik kan beter niet gaan. Terwijl ze het wel gaaf zouden vinden als ze het zouden horen. Ik drink zelf ook graag een biertje na afloop van een concert. Liefst een bitterkruidig pilsje. Met collega’s of mensen die je kent uit het publiek. Bij kleinere producties met een open karakter kom je soms ook wel eens met publieksleden in gesprek. Dan ben ik wel nieuwsgierig naar hoe ze het vonden. Dat is leuk, direct contact met mensen hebben.”

“Traditie is belangrijk, maar het schrikt ook nieuwe mensen af”

Als slagwerker ziet Stefan zichzelf als de verlengde arm van de dirigent. Omdat je als slagwerker in een ‘uithoek van het orkest’ zit, moet Stefan steeds iets voorop lopen in de timing. “Je moet eigenlijk steeds anticiperen op wat je dénkt dat er gaat gebeuren”, glimlacht Stefan. “Steeds een tikje voor zijn. Dat is best lastig, maar op een gegeven moment doe je dat vanzelf. Luisteren naar de muzikanten om je heen, tempo bepalen, de musici bij elkaar houden. Zo kun je ook heel veel kapot maken als slagwerker, haha!”

“Het liefst zou ik bij wijze van Poetin en Tsjetsjeense rebellen samen muziek willen laten maken. Dan is de oorlog zo voorbij”

Zelf dirigent zijn, daar lijkt Stefan niks aan. “De hele tijd met je armen zwaaien, nee!”, lacht Stefan. Maar een groep leiden en samen aan iets bouwen, dat is wel iets wat Stefan goed kan. En ook doet, tijdens zijn huidige studie New Audiences and Innovative Practise aan het conservatorium in Groningen. Daar probeert hij te ontdekken hoe je vernieuwend kunt zijn in muziek, nieuw publiek kan trekken en bedienen. Maar ook hoe muziek mensen kan verbinden. “Vroeger was ik vooral bezig met de vraag: vind ik de muziek mooi die ik maak? Daarna ging ik nadenken: is dat het belangrijkste? Voor wie maak ik eigenlijk muziek? Niet alleen voor mezelf, maar vooral ook voor de mensen die er naar luisteren. Hoe ouder je wordt, hoe meer je beseft dat je niet alleen voor jezelf leeft. Ik wil mensen bereiken en verbinden, onderdeel laten uitmaken van iets. Een doel en uitdagingen geven.

Muziek is een non-verbale taal, met diepe lagen. Waar je veel van jezelf in kwijt kan, jezelf in kunt ontdekken, jezelf in tegenkomt. Ik doe veel sociale projecten. Workshops met daklozen bijvoorbeeld, of projecten met vluchtelingen. Ik wil ze graag laten zien wat er gebeurt als je zelf muziek maakt. Of wanneer je onderdeel uitmaakt van muziek. Met muziek wil ik het goede in mensen naar boven halen. Juist in tijden waarin er zoveel miscommunicatie is. Het liefst zou ik bij wijze van spreken Poetin en Trump, samen met oorlogsvluchtelingen, muziek willen laten maken. Dan denk ik dat ze elkaar veel beter leren kennen en hebben we vast minder conflicten in de wereld. Bij het Noord Nederlands Orkest ga ik ook steeds meer van dat soort projecten doen, omdat ook het NNO veel bezig is met nieuwe mensen bereiken. Dat is een mooie overeenkomst tussen ons beide.”

Bij binnenkomst had Stefan al zijn geïmproviseerde instrument laten zien. Een kunststof plaat dat moet gaan trillen als er een aardbeving plaatsvindt.

Muziek bestaat voor Stefan niet alleen uit klassieke muziek. Hij luistert nu bijvoorbeeld veel naar het album Kind of Blue van de jazzmuzikant Miles Davis. En vroeger vond hij de energie en drive uit hardrock te gek. “Alanis Morissette met You Oughta Know heb ik ook grijsgedraaid. Tegenwoordig ben ik veel op zoek naar nieuwe vormen van muziek. Ben zelf ook experimenteel bezig.” Bij binnenkomst had Stefan al zijn geïmproviseerde instrument laten zien. Een metalen veer aan een trom, die moet gaan trillen als er een aardbeving plaatsvindt. Maar die is er nog niet geweest. Ook binnen het orkest gebruikt Stefan wel eens een zelfgemaakt instrument. Schuurpapier, een remschijf, windmachine of ploppende kurk. Alles voor dat éne geluid. Als er iets geks moet komen, dan moet Stefan aantreden? “Eigenlijk wel ja”, zegt hij lachend.

Ondertussen kijkt Stefan op zijn horloge. Om 14.00 uur moet hij zijn zoontje ophalen van school, het interview loopt flink uit. Met zo’n bezielde muzikant was het voornemen om een interview van 1,5 uur te houden eigenlijk direct al kansloos. Dit lijkt meer een aflevering van Zomergasten te worden, alleen dan overdag. “Ik kan een leven zonder kinderen niet meer voorstellen”, gaat hij verder. “Het is zo’n rijkdom in je leven, met niks anders te vergelijken. Als je een kind krijgt weet je pas echt wat onvoorwaardelijke liefde betekent. Je komt jezelf als vader ook heel erg tegen. Ik dacht bijvoorbeeld altijd dat ik een hele lieve papa zou zijn, nu blijkt dat ik ook best streng kan zijn. En ik had niet verwacht dat ik op zo weinig slaap kan teren”, zegt Stefan lachend. “Het vaderschap heeft me ook een stuk kwetsbaarder gemaakt. De jongste heeft een koemelkallergie en reageerde een keer heel heftig, stikte bijna. Toen schoot ik zelf ook in paniek. Dat er iets met je kind gebeurt is het ergste wat ik me kan voorstellen.”

“Ik kan er ontzettend van genieten als ik ze zie rondlopen en de wereld zie ontdekken. Zolang ze van mijn spullen afblijven, haha!”

“Als muzikant ben je overdag vaak thuis, dat maakt mij heel betrokken bij de opvoeding. Dat vind ik heel fijn. Als ik een paar dagen weggeweest ben, voelt het ook echt alsof ik er geen onderdeel meer van ben, mijn plekje terug moet winnen. Het liefst speel ik lekker buiten met ze. Het zijn echte jongens, houden van trekkers en machines. Ik kan er ontzettend van genieten als ik ze zie rondlopen en de wereld zie ontdekken. Zolang ze van mijn spullen afblijven, haha!”

Stefan probeert zijn zoontjes niks bewust te leren, maar ziet wel dat zijn kinderen interesse hebben in muziek. Ze hebben een kindergitaar en kleine saxofoon. “De oudste pakt ook wel eens mijn stokken en hij doet het dan vanzelf goed. Maar hij heeft weinig geduld. De jongste heeft dat wel. Die loopt wel eens naar de piano en gaat dan ook echt pingelen. Laatst was er een vriend bij ons thuis en die goed gitaar kan spelen. Dan houden we een jamsessie met de kinderen. En dan zitten er ook echt mooie stukjes tussen. Dat is ook hoe ik denk dat je het beste muziek kunt leren.

Ik bekeek vanochtend een TED-talk van iemand die gewoon een instrument in zijn handen geduwd kreeg als er gespeeld moest worden. Je leert dan niet muziek leren vanuit de regeltjes, maar je leert muziek spelen als een taal. Ik zou het fijn vinden als mijn kinderen het op die manier, spelenderwijs leren. Dan moet ik zelf ook de controle loslaten en dat vind ik nog best moeilijk moet ik zeggen. Net zoals met eten. De kleinste maakt daar ook altijd een knoeiboel van. Ik weet dat het belangrijk is voor hem om te ontdekken, maar ergens vind ik ook dat ie netjes moet gaan eten. Vooral omdat ik de rotzooi weer kan opruimen”, lacht Stefan.

“Soms houden we een jamsessie met de kinderen. En dan zitten er ook echt mooie stukjes tussen”

Een flinke eigen wil hebben de zoontjes van Stefan. “De oudste praat mij nu al onder de tafel. Laatst vroeg hij me of ik een bepaalde pyjama wilde ophalen. Had ik die opgehaald, wilde hij ‘m niet aandoen. Toen zei hij: “Ik had toch gevraagd of je ‘m op wilde halen, niet dat ik ‘m aan wilde doen?” Dat soort dingen. Hij is heel slim. Of ik vraag hem of hij even een verhaaltje wil vertellen aan zijn kleinere broertje. Dat wil hij dan niet. Maar ik loop even de hoek om en ik zie hem een boekje pakken en zijn broertje gaan voorlezen. Als je niet zoveel controle uitoefent, doen ze uiteindelijk beter wat je wil. En de jongste kan heel goed boos kijken. Zo. Echt hilarisch”, zegt Stefan, terwijl hij een boos gezicht trekt. “Hij is wat stiller, kan zichzelf goed vermaken en is echt een knuffelbeertje, maar als hij z’n zin niet krijgt, dan barst de hel los.”

“Ik zit lekkerder op mijn eigen getimmerde bankje dan een bank die ik in de winkel heb gekocht”

Stefan wijst naar de eigengemaakte meubels in de tuin. Daar heeft zijn oudste zoontje ook nog aan meegewerkt, die draaide de bouten vast. “Die tafel heb ik zelfgemaakt. En die plantenbak. Eigenlijk alle meubels die je in de tuin ziet heb ik zelfgemaakt. En ik heb het ledikant voor onze zoontjes zelf in elkaar getimmerd. Vroeger was ik thuis altijd degene met twee linkerhanden, maar dat is wel een beetje veranderd. Ik zit lekkerder op dit bankje dan een bank die ik in de winkel heb gekocht. Dat je creatief bezig bent, iets ontwerpt, het ownership dat je dan hebt. Als ik begin weet ik nog niet wat het eindproduct wordt. En dat is wat ik ook mooi vind aan muziek maken: niet steeds hetzelfde spelen op dezelfde manier, maar er je eigen ding van maken. Iets creëren wat er eerst nog niet bestond.”

Tekst: Sanne Plantinga - Beeld: Grotografie

Binnenkort volgt een interview met contrabassist George Weghorst. Meer interviews met onze musici staan in de laatste editie van het NNO magazine.

#ontmoethetNNO