Ontmoet het NNO
Ontmoet het NNO: slagwerker Menno
Slagwerker Menno Bosgra is al vijftien jaar onderdeel van het orkest. En er is niets dat hij liever doet dan muziek maken en bedenken. Een gesprek over de droom die hij al haalde én de droom die hij nog heeft.
Tekst: Karlijn ter Horst | Beeld: B-Visuals Fotografie
“Het winnen van de baan bij het NNO.’’ Lang hoeft hij echt niet na te denken over een antwoord op de vraag wat de meest dierbare herinnering uit zijn muziekcarrière tot nu toe is. Het is die ene dag in 2007. Zonder twijfel.
Een nuchtere Fries
Menno Bosgra is een van de twee slagwerkers van het orkest. Een geboren en getogen Fries. Nuchter. Hij woont met zijn vrouw en kinderen in Drachten, de plaats waar 48 jaar geleden ook zijn wieg stond. En de plaats waarin Menno’s familie aan de wieg stond van zijn muzikale leven. Want vanaf een jaar of twaalf wist hij het zeker: ik word beroepsmuzikant. “De hele middelbare school was gewoon een tussenstation om naar het conservatorium te kunnen gaan’’, vertelt Menno glimlachend op het beeldscherm. Vanwege de coronamaatregelen die op het moment van het interview gelden, vindt het gesprek plaats via videobellen.
Muziek tijdens de lockdown
Tijdens het interview stapt Menno’s vrouw het beeld in. Ze brengt hem een kopje thee. “Hallo!’’, klinkt het vrolijk. Zijn gezin en de muziek zijn extra belangrijk in de tijd waarin de wereld op slot zit vanwege een pandemie, vertelt Menno. “Ik ben heel blij dat ik beide heb. En muziek maken is toch wel een core business. Het helpt me absoluut in deze tijd dat ik ook gewoon muziek kan blijven maken, vooral het componeren.’’ Het houdt hem lekker bezig.
Keuze nummer één
Dat bezig zijn met muziek begon al vroeg. Als klein jongetje zat Menno stilletjes in een hoekje te luisteren naar zijn oom Herman Fokkema. Die speelt bij de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso, een van de drie professionele militaire harmonieorkesten van de Nederlandse krijgsmacht. Oom Herman is slagwerker. “Ik logeerde regelmatig bij mijn opa en oma vroeger, waar hij toen nog woonde. Als hij thuis aan het studeren en het spelen was, zat ik vaak te kijken. Door wat er daar om me heen gebeurde werd slagwerk voor mij keuze nummer één.’’
Het had ook een andere kant op kunnen gaan voor Menno, qua keuze voor een instrument. “Mijn broer speelde vroeger bij de showband en mijn vader bij de fanfare.’’ De laatste speelde euphonium, een tenortuba. “Mijn vader vond het prima dat ik met slagwerk wat anders ging doen. Hij vond het vooral leuk dat ik aan muziek deed.’’
“Muziek maken is toch wel een core business”
Het ultieme doel
Kleine Menno ging bij de plaatselijke drumband, later bij de fanfare. Een succes, zag ook zijn toenmalige muziekleraar van wie hij les kreeg bij de muziekvereniging. “Hij zei: ‘Menno, er zit veel meer in jou dan alleen de drumband.’ Dat werkte zo ontzettend motiverend. Hij was een hele goede docent; helaas leeft hij niet meer.’’ Door die leraar kwam hij op de muziekschool met meerdere slaginstrumenten in aanraking. “Hij deed ook veel met ensembles. En vanaf het moment dat ik daarin zat, was er nog maar één ding: een baan bij een professioneel orkest. Dat was mijn ultieme doel.’’
Opperste concentratie
En dan is het die ene dag in 2007. De dag die - via de conservatoria van Groningen en Amsterdam, het ervaring opdoen door te remplaceren bij andere beroepsorkesten en jaren studeren - eindelijk daar is: auditiedag bij het NNO. Hij kan er nu, aan de andere kant van de videoverbinding, lachend over vertellen. Destijds was het wel anders. Zenuwslopend. Een allesbepalend moment in Menno’s leven, waar al het andere een poosje voor moest wijken. Zó graag wilde hij die baan bij de slagwerkgroep van het orkest.
In een bubbel leven
“Ik leefde zes weken lang in een soort bunker, terwijl we net een zoontje hadden gekregen’’, vertelt hij. Voor de goede orde: dat leverde thuis geen problemen op. ,,Ik had zes weken lang helemaal niks staan. Geen schnabbels, niks; alles had ik afgehouden.’’ Opperste concentratie voor de voorbereiding van het programma dat hij moest spelen. “Helemaal in een bubbel.’’ Net als - vermoedelijk - de andere 27 kandidaten die op die dag in 2007 die auditie kwamen doen.
“Maar,’’, zegt hij ook, “je kunt nog zo goed voorbereid zijn: als je je dag niet hebt, dan wordt het ‘m niet. Spanning, vermoeidheid, of de instrumenten liggen je niet.’’ Want slagwerkers spelen bij audities, anders dan strijkers of blazers, niet op hun eigen instrumenten. “Je kunt niet 28 kandidaten met een busje vol slagwerk laten komen. Dat gaat gewoon niet.’’
Drie uur in spanning
Hij had zijn dag, die auditiedag. Menno gaat door naar de finale, met nog vijf anderen. “Een slachting was het eigenlijk.’’ Hij werd als eerste geloot. ,,Daarna moest ik nog drie uur wachten. Dat moment dat de commissie naar buiten komt was echt zenuwslopend.’’ De uitslag hoeven we niet meer te raden.
De baan van zijn leven
Het is nu bijna vijftien jaar geleden dat Menno de auditie won. Samen met Stefan Kirschbaum trouwens, de andere slagwerker. “NNO is mijn thuisbasis. Hier ben ik groot geworden. Mijn oud-leraren speelden erbij.’’ Hij heeft zich altijd thuis gevoeld. ”De kans is heel groot dat dat komt omdat ik een Noorderling ben.’’
Hij is een van de sfeermakers in de groep. “Ik hou van gezelligheid, waar ik ook kom. Ook als ik ergens inval. Grapjes maken, beetje ouwehoeren.’’ Op z’n tijd zeker ook een goed gesprek. En Menno houdt absoluut niet van verschillen benadrukken. “Leeftijd, ervaring: iedereen is gelijk.’’ Dat zie je bijvoorbeeld in de manier waarop hij zich bezighoudt met de stagiairs. “Ik probeer ze veel tips te geven, zodat ze verder komen. Je vraagt of ze zich aan me optrekken, dat weet ik niet, maar ik hoop wel dat ze er veel aan hebben. Zelf ben je ook ooit begonnen en was je blij met alle tips.’’
“We spelen ontzettend goede, afwisselende programma’s op heel hoog niveau”
Van grote trom tot triangel
De baan van zijn leven heeft hij, vindt Menno. “Een droombaan, die nooit gaat vervelen.’’ De muziek is zo breed, dat er altijd weer iets nieuws voorbij komt dat hem raakt, legt hij uit. “Ik heb door de jaren heen heel veel muziek gespeeld. Toch kom ik elke keer werk tegen dat ik niet ken en fantastisch is.’’ Zo speelde het NNO twee jaar geleden de opera ‘Die Tote stadt’ van Korngold. “Dat vond ik echt een belevenis en had ik nog niet vaak zo sterk meegemaakt.’’ Het raakt hem. De muziek inspireert.
Die cruciale noten
Vooral de afwisseling maakt het zo leuk, vertelt hij. Van grote trom tot triangel en alles daartussen is zijn instrumentarium. “De instrumenten zorgen ook voor een gigantisch bereik.’’ Qua toonhoogte én dynamiek. Superzacht en een muur van geluid. Bovendien ligt het aan de muziek wat er op zo’n avond in hem omgaat. “In sommige muziek speel je maar een paar noten op de hele avond. Die zijn zó belangrijk. Dat is vaak spannender dan allemaal noten staan te spelen en maar door te gaan.’’ En als het publiek en vooral vaste bezoekers na afloop bij hem langslopen om te vertellen dat ze genoten van de avond, dan geeft dat het laatste stukje voldoening. “De kers op de taart.’’
Hoog niveau
Went het niet, al vijftien jaar bij hetzelfde orkest spelen? “De werkomgeving is inmiddels wel vertrouwd’’, vertelt Menno. “Totdat je weer een keer ergens anders komt en je beseft dat je het wel heel goed voor elkaar hebt bij het NNO.’’ Hij voelt zich enorm op z’n plek. “We spelen ontzettend goede, afwisselende programma’s op heel hoog niveau. Naar ieder nieuw programma kan ik echt uitkijken. Ook na vijftien jaar nog.’’ Het totaalplaatje klopt. Daarom is dit zijn droombaan. “Wat betreft een beroepsorkest heb ik het ultieme bereikt. Ik heb totaal geen behoefte aan verhuizen.’’
Les van de besten
Dat betekent overigens niet dat Menno al zijn ultieme doelen, zoals hij dat zelf zo mooi zegt, al behaald heeft. Wanneer hij niet voor het NNO werkt, componeert hij eigen werk. “Mijn doel is om in de filmmuziek terecht te komen.’’
Dat componeren begon eigenlijk heel klein. Hij had wel eens het idee om ‘wat op papier te zetten’. Een soort natuurlijk vervolg op enkel spelen. “Na een aantal probeersels dacht ik: hier wil ik me meer in verdiepen.’’ Hij zocht contact met Belgisch componist Jan van der Roost. Gewoon, via een e-mailtje, waarin Menno zijn intenties kenbaar maakte. Hij mocht de componist ontmoeten in diens woonplaats Antwerpen. Letterlijk ver weg, maar figuurlijk best dichtbij Menno’s roots. Van der Roost is namelijk een grote naam in de hafabra- wereld: harmonieorkest, fanfare en brassband.
Hij studeerde een aantal jaren bij de Belg, tot het heen en weer reizen naar Antwerpen een te grote belasting bleek voor zijn schema als jonge vader en beroepsmuzikant. Tot drieënhalf jaar geleden schreef Menno nog wel muziekstukken, maar lag het compositie studeren een poosje stil. “Ik ben in 2017 bewust weer gaan studeren, al is dat niet altijd even makkelijk naast het orkest en mijn gezin.’’
Les van andere muzikanten
Omdat componeren van filmmuziek zijn nog niet behaalde droom is, zocht hij naar leraren die hem daarin op weg kunnen helpen. Zo krijgt hij les van filmcomponist Matthijs Kieboom, bijvoorbeeld. Die hij wederom ‘gewoon aanschrijft’, via Facebook dit keer. “Hij was meteen bereid om te praten.’’ Maar ook van Eddy Koopman, de ervaren slagwerker van het Metropool Orkest. “Ik zoek naar mensen van wie ik weet dat ze me kunnen helpen. Het is normaal om les te nemen bij muzikanten’’, legt Menno uit. “Als mensen mij vragen om een blik op hun werk te werpen, dan doe ik dat ook met plezier. Muzikanten zijn sociaal aangelegd, zeker wat hun eigen doelgroep betreft. Het is best een gekke wereld, eigenlijk. Er zijn maar heel weinig mensen die ons beroep hebben.’’
De kunst van de filmmuziek
Zijn liefde en fascinatie voor filmmuziek beginnen ongeveer in dezelfde periode als het besef dat hij beroepsmuzikant wil worden. Al jong, dus. “Het kan de sfeer enorm versterken, maar ook breken. Ik heb wel eens filmmuziek gehoord waarvan ik dacht: Hoe kom je er in hemelsnaam bij om dit zo te doen?’’ Componeren bij beeld vindt hij vooral heel leuk. “Zeker als het klopt. Voor mij dan. Iemand anders kan en mag er anders naar kijken.’’ Hij deed onlangs nog mee aan een wedstrijd. “Met ruim 1800 inzendingen, dus waarschijnlijk hoor ik nooit meer iets.’’ Geeft niks. Weer die lach. “Als de muziek bij het beeld past, ben ik heel blij.’’
“Als ik aan het hardlopen of aan het vissen ben, dan denk ik aan muziek”
De mooiste filmmuziek
Wanneer hem gevraagd wordt naar de mooiste filmmuziek, klinkt een lange zucht. “Pfff... Die is er niet. Dan zou ik er één moeten uitkiezen en doe ik tientallen anderen tekort. Het is ook appels met peren vergelijken.’’ Hij is fan van John Williams, Harry Gregson- Williams, John Powell, James Horner en Jóhann Jóhannsson, onder andere. “Orkestraal aangelegd allemaal. Daar val ik wel heel erg op. Ligt natuurlijk ook aan mijn achtergrond.’’ Al hoor je soms ook alleen piano en cello. “Dat klopt gewoon net zo. Het hoeft niet altijd groots en meeslepend te zijn.’’
Harmonisch als melodisch
Maar zijn grote voorbeeld, dat is James Newton Howard. “Die schrijft echt geniaal!’’ Menno springt nog net niet op van z’n bureaustoel wanneer hij dat zegt. “Je krijgt kippenvel als je films met zijn muziek kijkt. Qua timing en versterking van de sfeer: het maakt niet uit of de muziek hoogromantisch, meer experimenteel of met veel synthesizers is.’’ We kunnen de componist kennen van zijn muziek bij de blockbuster Maleficent, waarin Angelina Jolie de kwaadaardige gelijknamige hoofdrol speelt over haar versie van het sprookje Doornroosje. Of van Fantastic Beasts and Where to Find Them, een spin-off en later gepubliceerde voorloper op de boeken van tovenaarsleerling Harry Potter. “Geweldig gedaan! Newton Howard heeft zoveel bagage, zo’n breed palet. En perfect toegepast, zowel harmonisch als melodisch. Dik voor elkaar, het hele plaatje.’’
Gelukkig voor Menno houdt hij ook heel erg van een goede film kijken. Eigenlijk kijkt hij naar films met twee brillen: eentje voor beeld en eentje voor muziek. Zonder al te veel moeite, overigens. “Het is een beetje zoals ondertiteling. Dat gaat ook automatisch samen.’’
Menno is muziek. En muziek is Menno. Zo simpel is het nou eenmaal. Niet met muziek bezig zijn is bijna onmogelijk, zegt hij zelf. “Als ik aan het hardlopen of aan het vissen ben, dan denk ik aan muziek. Als ik in de auto zit ook. En als ik druk ben met componeren, dan houdt het niet meer op.’’ Dan droomt hij er soms zelfs over.
Dit interview verscheen in het NNO Magazine juni 2021. Het NNO Magazine ook ontvangen? Klik dan hier voor meer informatie.