Programmatoelichting Black Pearl

Op deze pagina vind je informatie over het concert Black Pearl, Wayne Marshall dirigeert Afro-Amerikaanse klassieke muziek.

Het programma

Still                            Afro-American symphony
Price                          Pianoconcerto in one Movement
Still                            Festive overture
Coleridge-Taylor     Hiawatha Ouverture
Gershwin                  An American in Paris

 

Een etnische paradox in de Amerikaanse klassieke muziek

Wanneer we het hebben over klassieke muziek, wat bedoelen we dan eigenlijk? Meestal hebben we het dan over West-Europese kunstmuziek die sinds de vroege middeleeuwen is gegroeid uit de combinatie van kerkmuziek, muziek aan de diverse vorstenhoven en populaire deuntjes die hun weg in Europa vonden. Het uiteentrekken van klassieke muziek en volksmuziek – een term gemunt door een Duits wetenschapper in de tweede helft van de 18e eeuw, Johann Gottfried von Herder – is een proces dat pas sinds die tijd en gedurende de hele 19e en 20e eeuw plaatsvond.  

Diens theorieën kwamen de Verenigde Staten in als verstekeling in de koffers van Antonín Dvořák die in 1892 directeur werd van het National Conservatory of Music in New York. Vrij vertaald luidde deze theorie dat componisten niet alleen het product waren van hun opleiding maar ook van hun leefomgeving. De cultuur daarvan vond dan ook onherroepelijk een plaats in de kunstmuziek die ze creëerden. Zo kwam Dvořák tot zijn 9e Symfonie ‘Aus der neuen Welt’: een reflectie op zijn reis naar en aankomst in Amerika met gebruikmaking van lokale elementen. 

In smeltkroes Amerika voerde de blanke muziek van West-Europese afkomst aanvankelijk dan ook de boventoon, ook in de meer populaire genres. Racistische motieven lagen daaraan ten grondslag: mensen met een Afro-Amerikaanse achtergrond, ooit daar terecht gekomen via de slavenhandel, moesten het ondanks hun kwaliteiten afleggen tegen de blanke minderheid. Toch was er verandering op komst: pianist-componist Scott Joplin zag al aan het prille begin van de 20e eeuw kans om de blanke hegemonie te doorbreken met zijn uitgekiende spel, een combinatie vormde van klassieke Europese dansmuziek en muziek vanuit de katoenvelden. Op het podium waren musici van Afro-Amerikaanse afkomst altijd wel te vinden, componisten waren daarentegen altijd blank én man. Dus wie zou juist vanuit deze hoek composities van klassiek-Europese snit verwachten? 

Toch werd er in de vorige eeuw prachtige klassieke kunstmuziek geschreven vanuit de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Florence Price (dubbel gediscrimineerd: zwart én vrouw), William Grant Still, George Walker, en de Brit die het in The States goed deed, Samuel Coleridge-Taylor – een handvol namen van de velen die zich op de westerse klassieke muziek stortten. Ook in het zichzelf zo progressief afficherende Europa onbekenden, al is er een flinke kentering waarneembaar. 

Als in 2009 niet iemand de moeite had genomen om op de rommelzolder van haar leegstaande huis in Illinois een stoffige doos open te trekken waren waarschijnlijk de honderden partituren die de dan ruim een halve eeuw eerder overleden Florence Price bij elkaar had gecomponeerd verloren gegaan. Een schat aan nieuwe muziek openbaarde zich, direct in datzelfde jaar op de lessenaar gezet door de Chicago Symphony en pas tien jaar later in Nederland door de Zuid-Afrikaanse dirigent Conrad van Alphen. De elegante en goed doorwrochte muziek zoals het Pianoconcerto in One Movement (1934), voor het eerst in ons land te horen, refereert weliswaar regelmatig een tikje jazzy naar haar achtergrond maar qua vormgeving en textuur volgt ze de Europese traditie. Haar muziek verovert de podia inmiddels in hoog tempo. 

Bij William Grant Still, ooit student bij Edgard Varèse, ligt dat anders. Zijn Symphony No. 1 ‘Afro-American’ (1930) was een instant succes. De uitvoering ervan in 1931 door de Rochester Philharmonic, gedirigeerd door Howard Hanson, was een doorbraak: voor het eerst werd een groot werk van een Afro-Amerikaans componist op een groot podium uitgevoerd. Deze symfonie van Still is een perfect amalgaam tussen Europese klassieke concertvormen en Afro-Amerikaanse volksmuziek. Als er één componist was die de theorieën van Von Herder in de praktijk bracht was het wel Still. En ook al was Samuel Coleridge-Taylor een Brit van nationaliteit, ook hij wist de Amerikaanse volkselementen in zijn muziek samen te voegen, geheel volgens de ideeën van Dvořák en in Europa Brahms waar Coleridge-Taylor een stevige invloed aan ontleende. 

Het is de muziek van George T. Walker die er uitspringt. Zijn stijl is eclectisch, academisch en vooruitstrevend, contemporain zelfs. Met een opleiding aan gerenommeerde conservatoria, Oberlin en het Curtis Insitute bij onder meer Samuel Barber, won hij in 1996 de Pulitzer Prize voor muziek. Dat is een enorme prestatie, door de beoordelingscommissie werd hij één van de meest getalenteerde componisten van zijn tijd genoemd. Hij studeerde af in 1945 als eerste pianist en componist van Afro-Amerikaanse afkomst en in 1954 maakte hij een indrukwekkende toernee door Europa die hem onder meer naar Den Haag voerde. In 1946 schreef hij zijn String Quartet No. 1, waarvan hij het tweede deel omwerkte voor strijkorkest als Lyric for Strings met daarin een flinke scheut Samuel Barber. Frappant genoeg liet juist Walker zich nauwelijks leiden door zijn komaf of het moet in een modernistische verwerking ervan zijn in de Folksongs for Orchestra. 

En juist een componist als George Gershwin, en met hem ook Leonard Bernstein, deed het omgekeerde: hij presenteerde muziek van een meer etnische, volkse afkomst in een klassiek jasje. Jazz à la Tin Pan Alley. Waar Gershwin (echte naam Jacob Gershowitz) een Russisch-Joodse achtergrond had nam de cultuur waar hij wél in opgroeide maar geen deel van uitmaakte als basis voor zijn muziek. De American in Paris is de omgekeerde richting: de Amerikaan die terugkeert naar het continent van zijn voorouders en zich verbaast. Alles bij elkaar ontstond er een typisch Amerikaanse etnische muziekparadox waarin niets is wat het lijkt te zijn. 

 © 2023 – Willem Jan Keizer 

Wayne Marshall


Dirigent

De Britse dirigent, pianist en organist Wayne Marshall, is wereldberoemd om zijn muzikaliteit en veelzijdigheid op het podium en achter de toetsen. Hij studeerde aan de Royal Academy of Music en het Royal College of Music in Londen. Marshall heeft veel van ‘s werelds toonaangevende orkesten en ensembles gedirigeerd, waaronder het London Philharmonic Orchestra, het Royal Philharmonic Orchestra, het Royal Opera House en het BBC Symphony Orchestra. Marshall dirigeerde in de Verenigde Staten, Europa en Azië. Hij staat bekend om zijn dynamische en boeiende dirigeerstijl en zijn vermogen om verbinding te maken met het publiek. Naast zijn carrière als dirigent is Marshall ook een gerespecteerd pianist. Hij was chef-dirigent van WDR Funkhaus Orchestra Cologne 2014-2020, werd eerste gastdirigent van Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi in 2007 en is de gevierde vertolker van Gershwin, Bernstein en andere 20e-eeuwse componisten. Marshall vergezelde het NNO ook in oktober 2021 tijdens ‘Symphonic Jazz’.

Stewart Goodyear


Piano

Stewart Goodyear is een ervaren concertpianist, improvisator en componist. Hij heeft opgetreden met veel van de grote orkesten en kamermuziekorganisaties over de hele wereld. Zijn recente opdrachten omvatten onder meer een pianokwintet voor het Penderecki String Quartet en een pianowerk voor het Honens Pianoconcours.

Zijn  werk bestaat onder andere uit de complete sonates en pianoconcerten van Beethoven, evenals concerten van Tsjaikovski, Grieg en Rachmaninov, een album met pianowerken van Ravel en een album getiteld “For Glenn Gould”. Zijn Rachmaninoff-opname ontving een Juno-nominatie voor Best Classical Album for Solist and Large Ensemble Accompaniment. Goodyear’s opname van zijn eigen transcriptie van Tsjaikovski’s “The Nutcracker (Complete Ballet)”, werd door de New York Times gekozen als een van de beste klassieke muziekopnamen van 2015. In  seizoen 2021-22 maakte hij zijn debuut bij het National Symphony Orchestra (Washington, DC).

 

Taylor Burgess


Sopraan

De sopraan Taylor Burgess, met haar zoete en levendig gekleurde timbre, is een toegewijde opkomende artiest met een passie die zich al op jonge leeftijd ontwikkelde. Ze heeft meer dan tien jaar ervaring in de klassieke wereld, een bachelors in Jazz, een performer’s certificate in classical voice, en zal dit voorjaar afstuderen aan de Dutch National Opera Academy. Als geboren New Yorker is Taylor echt een gepassioneerde artiestedie klaar is om haar gave te blijven delen op het Europese podium.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Word Vriend!

Het NNO heeft een enthousiaste vriendenvereniging die bij ons het verschil maakt. Dankzij hun financiële bijdrage is er ruimte voor educatie en speciale projecten. Als Vriend van het NNO blijft u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en ontvangt u meerdere voordelen. Wilt u meer informatie over onze Vrienden? Kijk dan hier.