Programmatoelichting Kerstconcert

Meester van de miniatuur

‘U weet dat de Franse componist Delibes balletten heeft geschreven. Maar omdat balletten zaken zijn die geen permanent bestaan kennen, heeft hij er concertsuites gemaakt. Ik moest denken aan mijn Zwanenmeer en wil deze muziek, waar veel fatsoenlijks in zit, graag voor de vergetelheid behoeden. Dus wil ik er, net als Delibes, een suite van maken.’ Aan het woord is Tsjaikovski, in een brief aan zijn uitgever, gedateerd 1882. Hij gunde zijn muziek een autonoom voortbestaan en daarmee tijdloosheid. Zo zorgde er met zijn orkestsuites voor dat we nu ook nog van zijn balletmuziek kunnen genieten zónder dans en decor.
Tsjaikovski toont zich in z’n balletmuziek en de daarvan afgeleide orkestsuites de ware meester van de miniatuur. Korte spanningsbogen, meesterlijk aan elkaar gesmeed, her en der onmerkbaar overlappend. De vorm compact, de instrumentatie trefzeker – het is allemaal van een ongekende ambachtelijkheid en originaliteit.  Alles omhuld met een fonkelende laag magie, zo toepasselijk voor deze bijzondere tijd van het jaar.

Het verhaal van Het Zwanenmeer (1876) gaat over de noodlottige liefde tussen prins Siegfried en tot zwaan omgetoverde prinses Odette. Het was Tsjaikovski’s eerste ballet en – dit zag hij kennelijk niet aankomen – werd tijdens het werken eraan nogal verrast over z’n eigen enthousiasme. Sterker nog: hij schreef er een brief over, aan zijn broer Modest, aan wie hij liet weten dat dit bij uitstek hét soort muziek was waarmee hij bezig wilde zijn!
De orkestsuite van Het Zwanenmeer is een uitgelezen manier om het ballet te herbeleven met onversneden aandacht voor de muziek. Hoe aandachtiger je luistert, hoe meer je er achter komt: het is haast of de dansers er tóch zijn. Dat komt door de behendige manier waarop Tsjaikovski instrumentatie en thematiek gebruikt om de luisteraar te helpen personages en scènes van elkaar te onderscheiden en emoties en sferen te vatten in klank. Een van de meest iconische delen van de suite is de Scene, het moment waarop prins Siegfried voor het eerst Odette ontmoet, die hem vertelt over haar betovering. De bekende, dramatische muziek heeft een dromerige, haast etherische kwaliteit die de betovering van het verhaal en het geschilderde moment op magische wijze weergeeft. Een ander beroemd deel is natuurlijk de daarop volgende elegante Wals, die beelden oproept van weelderige balzalen in de tsarentijd . Toch ook hier, net als in de overige delen, voel je onder de oppervlakte een ondertoon van spanning; je voelt de ophanden zijnde tragedie vibreren tussen de noten.
Hoewel het ballet een groot en blijvend succes was, had Tsjaikovski er ook zo zijn onzekerheden bij. In een brief aan zijn weldoenster, Nadezhda von Neck, schreef hij dat Het Zwanenmeer een zwakker werk was dan Sylvia, een ballet van diezelfde Delibes…Tijdgenoten en zeker ook nageslacht hebben geoordeeld dat die onzekerheid onterecht was.

In de energie en emotie waarmee Tsjaikovski Het Zwanenmeer  laadt, hoor je z’n enthousiasme één op één terug. Anders is het bij De Notenkraker (1892). Je hoort het er niet aan af, maar Tsjaikovski werkte aanvankelijk met grote weerstand aan het ballet. Hij had de opdracht met tegenzin aangenomen en moest zich er, vooral in het begin, écht toe zetten. De liefde kwam al schrijvende: ’Ik verzoen mij iedere dag weer meer met deze taak.’ Maar ook na voltooiing  kwam de liefde niet op gang. Veel trotser was hij op het ballet Doornroosje, dat hij drie jaar daarvoor had voltooid, en men beweert wel dat hij voor Het Zwanenmeer zelfs een grondige hekel ontwikkelde. Het kan te maken hebben gehad met het korset waarin hij terecht was gekomen: choreograaf Marius Petipa was een erg dwingende samenwerkingspartner die van alle delen niet alleen het exacte tempo maar zelfs al het aantal maten had gedicteerd.
Daarbij hielp de receptie van het werk ook nog ‘ns niet. De orkestsuite, die eerder werd uitgevoerd dan het volledige ballet, was weliswaar meteen  een groot succes geweest, maar de balletuitvoeringen later dat jaar waren dat niet. Niet alleen Petipa en de dansers werden zeer uiteenlopend bekritiseerd, ook de componist mocht had zich te verhouden tot een hele waaier aan feedback, variërend van ‘verbazingwekkend rijk aan gedetailleerde inspiratie’ tot ‘smakeloos.’
De Notenkraker is gebaseerd op het korte verhaal De Notenkraker en de muizenkoning van de bekende schrijver E.T.A. Hoffmann, een kerstsprookje waarbij nu juist eens de prins betoverd is. Dat dat allemaal wat gelukkiger afloopt, is ook in de sfeervolle muziek goed te horen.
Voor de orkestsuite maakte Tsjaikovski een selectie van acht ‘nummers’ uit het ballet en smeedde daar de Notenkraker Suite van. Deze suite ging in het voorjaar van 1892 al in première, dus ruim een half jaar voordat de première van het volledige ballet, en was een groot en onmiddellijk succes: elk deel moest herhaald worden!
De orkestsuite opent met de bekende Miniatuur Ouverture, gevolgd door een puntige  Mars, een serie karakteristieke dansen met natuurlijk de onmisbare Bloemenwals als hekkensluiter. Elk van de dansen kent een totaal eigen energie: er is een wervelende Russische Dans, een mysterieuze Arabische Dans, een koddige Chinese Dans en opgewekte Dans van de Rietfluiten – stuk voor stuk kleurrijke, compacte muzikale kleinoden. En dan nog die zwierige Bloemenwals, die in schoonheid en elegantie ongewild wedijvert met de Wals uit Het Zwanenmeer.

Tegenwoordig staat De Notenkraker bekend als hét ultieme kerstballet en is daarom een vast onderdeel geworden van de kersttraditie in veel landen wereldwijd. Als ballet én als suite.

Sipke Hoekstra

Dirigent

Risto Joost
Risto Joost studeerde orkest- en koordirectie en zang aan de Muziekacademie van Estland, aan de Universität für Musik und darstellende Kunst Wien en aan het Koninklijk Conservatorium in Stockholm. Hij was prijswinnaar op het Internationale Dirigentenconcours Jorma Panula in 2012 en op het Malko Dirigentenconcours in 2015. Sinds augustus 2020 is hij artistiek leider en chef-dirigent van het Vanemuine-theater in Tartu, naast zijn positie als Conductor in Residence bij de Nationale Opera van Estland. Eerder was hij chef-dirigent van het Kamerorkest van Tallinn, artistiek leider van het MDR Leipzig Rundfunkchor in Leipzig en chef-dirigent van het Nederlands Kamerkoor. Hij leidde vele symfonieorkesten en koren in onder andere Estland, Litouwen, Duitsland Denemarken, Zweden en Nederland.