Programmatoelichting Nieuwjaarsconcert
We starten 2025 met een krachtig openingsstatement: de dramatische Ouverture van Verdi’s La Forza del Destino. Deze ouverture weerspiegelt compact maar trefzeker de naam én thematiek van de opera: de onvermijdelijkheid van het lot. Het orkest opent met een indringende fanfare, waarna in donkere, onheilspellende klanken wordt benadrukt hoe groot de dreiging is die de hoofdpersonen boven het hoofd hangt.
Een nieuwe dag begint met Morgen! (1894), een lied van Richard Strauss. Dit lied, dat hij trouwens eerst voor zang en piano schreef, is er één van serene schoonheid, geladen met romantische expressie. Het onderliggende gedicht van John Henry Mackay beschrijft de hoop op een liefdevol samenzijn in een zwoel decor van zee, strand en zon. Strauss’ zet een dromerige sfeer neer in het strijkersapparaat, terwijl de melodie zich langzaam ontvouwt in de stem. En het allermooiste: hij deed het cadeau aan zijn vrouw, Pauline. Veel romantischer wordt het niet.
Het DNA van Brahms’ Hongaarse Dans nr. 1 is afkomstig van de kenmerkende ritmes en melodieën van de csárdás, een traditionele Hongaarse dans. Brahms speelt in de eerste dans behendig met contrasten in tempo en dynamiek. Oorspronkelijk had hij ze geschreven voor piano vierhandig, maar de Hongaarse Dansen kregen al snel bekendheid in de versie voor orkest. Het succes was zo enorm, dat de revenuen ervan één van Brahms’ voornaamste inkomensbronnen werden.
O mio babbino caro is een van de bekendste aria’s uit Puccini’s komische opera Gianni Schicchi (1918). De aria wordt gezongen door Lauretta, de dochter van de hoofdfiguur Schicchi, die smachtend haar liefde voor Rinuccio uitdrukt. In het lied vraagt ze haar vader om haar te laten trouwen met haar geliefde, ondanks de bezwaren die hun families opwerpen. Deze uiterst delicate aria, die Lauretta’s verlangen en emotie perfect vangt, staat bekend om haar lyrische schoonheid en dramatische eenvoud en is daarom en favoriet in het operarepertoire.
España Cani is een iconische compositie van Pascual Narro, Dit brok muzikale energie is zo’n beetje dé definitie van de temperamentvolle Spaanse volksmuziek, met pikante ritmes en akkoorden die direct doen denken aan de traditionele flamenco en andere Spaanse dansen. Het werkt vormt een synergetische twee-eenheid met Dúo y Paso Doble uit de opera El Gato Montes (‘De wilde kat’) van Manuel Penella. In het Duo uiten de hoofdpersonen hun gevoelens van liefde en verlangen, de Paso doble die er op volgt is een gepeperde Spaanse dans die vaak wordt geassocieerd met de op het Iberische schiereiland alom gevierde cultus van het stierengevechten.
De muziek van Oostenrijker Robert Stolz staat bekend om z’n fijnzinnige orkestraties en pakkende melodieën en Du solst der Kaiser meiner Seele sein is daarop allesbehalve een uitzondering. Het is een romantisch lied uit de operette Der Favorit, waarin de protagonist zijn diepe bewondering en liefde uit voor de persoon aan wie hij zijn hart aan heeft gegeven. De ragfijne begeleiding schraagt de lyrische kracht van het lied perfect, niet gek dus dat het tot één van de hoogtepunten uit de operette geworden is.
Johann Strauss Jr. schreef An der schönen blauen Donau in 1867. Het is misschien wel de beroemdste wals ooit, geschreven als eerbetoon aan de schoonheid van de Oostenrijkse natuur en in het bijzonder aan de voor dat land zo cruciale levensader die de Donau is. Met gracieuze melodieën en ritmische elegantie schildert Strauss niet alleen al die natuurpracht, maar geeft en passant ook een kleurrijke impressie van zwierende dames en heren, omgeven door alle pracht en praal van de Weense balcultuur van weleer. De wals groeide niet alleen uit tot een nationaal symbool van Oostenrijk maar werd ook nog ‘ns een onmisbaar onderdeel van Nieuwjaarsconcerten wereldwijd.
In Ein Morgen, ein Mittag und ein Abend in Wien (1844) schildert Franz von Suppé een typische dag in Wenen, met elk deel dat een andere tijd van de dag uitbeeldt. Eerst een fris, opgewekt ochtendgloren, gevolgd door een levendige middag – eindigend met een warme, feestelijke avond. Wie dit hoort, wil daar gewoon bij zijn.
Nu geen grote bekende meer: de Amerikaan Victor Herbert. Dat was aan het begin van de 20e-eeuw wel anders. Hij was een veelzijdig componist die niet alleen 43 operettes schreef, waarvan de meeste heel succesvol, maar ook ander, ‘serieuzer’ repertoire. Zoals twee celloconcerten, waarvan het tweede nog steeds standaardrepertoire is. In 1911 schreef hij de direct populaire operette The Enchantress, waarin de aria Art is calling for me een centrale plek inneemt. In deze aria zingt een prinses over de onweerstaanbare roeping van de kunst en haar verlangen om haar leven eraan te wijden. De muziek is licht maar vernuftig geïnstrumenteerd, niet gespeend van een komische noot links en rechts en: de artistieke drift en toewijding spat er van af.
Terug naar Straus Jr. Diens Furioso-Polka op. 260 (1875) is een heerlijk opgewekt stuk dat z’n furieuze naam meer dan eer aandoet. Deze opwindende, wervelende polka blijft een van Johann Strauss Jr.’s favoriete werken. Net als trouwens de Ägyptischer Marsch op. 335 (1879), mars die direct voortkwam uit de 19e-eeuwse fascinatie voor het oude Egypte. Vandaar ook de oosterse muzikale elementen, in bijvoorbeeld het gebruik van het slagwerk en de spannende toonladders. Heel Egyptisch is het resultaat misschien niet meer voor onze 21e-eeuwse oren, maar het lukt Strauss nog steeds prima ons mee te voeren naar exotischer oorden.
Operettekoning Frans Léhar had een groot talent om zijn muziek te laden met emotie, daarbij behendig gebruik makend van precies de juiste hoeveelheid dramatiek. Hij bewijst dat in de aria Im heimlichen Dämmer uit Eva (1925) andermaal: hij creëert een intieme sfeer waarin de zangeres, zich hullend in een betoverend, geheimzinnig schemerlicht, haar diepste gevoelens durft uiten. Een ander staaltje van Léhar’s scheppend vermogen is de beroemde Ballsirenen-Walzer uit diens Die lustige Witwe (1905), een sprankelende en elegante Wals-cyclus waarmee we vol warme, optimistische gevoelens 2025 in deinen.
Sipke Hoekstra
Dirigent
Eivind Gullberg Jensen
Jensen studeerde viool en muziektheorie in Trondheim en directie bij Jorma Panula in Stockholm en bij Leopold Hager in Wenen. Sinds 2021 is hij artistiek en algemeen directeur van de Nationale Opera in Bergen, zijn thuisbasis. Hij leidde onder meer het Concertgebouworkest, de Berliner Philharmoniker, de Münchner Philharmoniker en het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Stockholm. Hij werkte samen met talloze solisten waaronder Leif Ove Andsnes, Hélène Grimaud, Gautier Capuçon, Hilary Hahn, en Frank Peter Zimmermann. Sinds seizoen 2022-2023 is Eivind Gullberg Jensen chef-dirigent bij het Noord Nederlands Orkest.
Solist
Mari Eriksmoen
Mari Eriksmoen is een veelzijdige Noorse sopraan die veelgeprezen optredens geeft in prominente operahuizen en concertzalen in Europa. In seizoen 24/25 keert ze terug naar Den Norske Opera voor Les Illuminations van Britten en debuteert ze in Japan met de Sapporo Symphony Orchestra in Mahlers Tweede Symfonie. Mari schitterde eerder als Mélisande, Pamina en Susanna en werkte samen met toporkesten zoals het Chicago Symphony Orchestra en de Berliner Philharmoniker. Ze studeerde in Oslo, Parijs en Kopenhagen en maakte haar debuut als Zerbinetta in Ariadne auf Naxos in Wenen.