Artikelen
Sipke Hoekstra: “Prima als een stuk ingewikkeld in elkaar zit, maar het publiek mag daar geen last van hebben”
Sipke Hoekstra (Leeuwarden, 1976) speelde vanaf zijn achtste viool en begon met componeren op zijn negende. Hij studeerde geschiedenis en muziekwetenschap en is zich daarnaast altijd blijven ontwikkelen als componist. Sipke Hoekstra woont met zijn vrouw en vier kinderen in Sneek. Dit seizoen gaat een symfonische tweeluik van zijn hand bij NNO in première.

Hoekstra was als componist lange tijd volledig autodidact. Pas op latere leeftijd ging hij in de leer bij mensen als Gert Oost voor lessen in contrapunt en Caroline Ansink (op het Utrechts Conservatorium). Als autodidact heeft hij ook zelf vormen gevonden om het vak aan te leren. “Ik heb jarenlang stijlkopieën gemaakt. Dan gaf ik mezelf de opdracht om te componeren in de stijl van bijvoorbeeld Bach of Mozart. Op die manier heb ik de onderliggende technieken en grammatica van veel stijlen leren kennen.” Veel van dat werk is online gepubliceerd, op Soundcloud en is bijvoorbeeld te vinden onder de naam ‘Eckmann’.
“Nadat ik twintig jaar in de Randstad heb gewoond, ben ik zeven jaar geleden weer teruggekeerd naar Friesland, en dat was ook het moment dat voor mij mijn muzikale coming-out begon. Ik had al veel muziek geschreven, maar dat moest nog van de plank af, en daadwerkelijk uitgevoerd worden. Na een kop koffie met Marcel Mandos ontstond toen het idee dat ik een werk voor het NNO zou schrijven.”
Het werk dat gepresenteerd wordt heet Soundscape and Toccata. “Toccata is het resultaat van een cursus orkestreren die ik online bij Berklee College in Amerika heb gevolgd. Orkestratie was één van de laatste dingen waar ik op dat moment nog wat onzeker over was. Toen ik dit werk presenteerde aan het NNO, was men meteen erg enthousiast.”
Soundscape is een volledig nieuw werk dat in het najaar van 2024 af kwam. “De titel suggereert dat het geen typisch klassiek stuk is. Dat klopt ook; het is meer een verzameling en opeenvolging van klanken en kleurschakeringen; er zit, zeker in de eerste helft, weinig puls in. Het was dan ook deels een doel van mij om de twee verschillende werken te laten contrasteren.”
“Soundscape is gebaseerd op een improvisatie die ik opnam op een synthesizer en waarvan ik gelijk de symfonische mogelijkheden zag. De oorsprong ligt dus in elektronische klanken. Ik heb mij tijdens het schrijven daarom verdiept in manieren om binnen de mogelijkheden van een klassiek orkest, toch soms in de buurt te komen van die ‘synthetische’ oorsprong. In dit stuk ga ik dan ook op zoek naar de verschillende technieken die er zijn om per instrumentgroep bepaalde klanken, kleuren en sferen te creëren. Het was een mooie uitdaging om die allemaal aan te wenden. Bijzonder voor mij aan deze samenwerking met het NNO is dat ik zoveel vertrouwen krijg om ook dit nieuwe, experimentelere werk te maken. Dat vertrouwen geeft mij vrijheid en dat is een hele fijne basis om vanuit te werken.”
“Soundscape is voortgekomen uit veel experimenten die ik heb gedaan in mijn werk als componist. Zo ben ik andere muzieksoftware gaan gebruiken dan de ‘klassiekere’ notatieprogramma’s als Finale en Sibelius. Dat zijn programma’s waarin je de muziek noot voor noot uitschrijft. Ik ben gaan experimenteren met Cubase, muzieksoftware die wordt gebruikt door DJs en producers. Daarin werk je niet met notenschrift, maar met ‘blokjes’ geluid waarmee je je compositie samenstelt. Die stap is voor mij heel bevrijdend geweest. Daardoor was ik niet meer gebonden aan de rigiditeit van noten, maar kon ik veel intuïtiever te werk gaan, zonder al precies van te voren te weten wat ik wilde gaan maken. Ik ontdekte dat ik graag werk met geluid in brede zin, niet per se alleen muziek, of genoteerde muziek. Uiteindelijk bracht ik, in dit geval, al die muzikale ideeën weer terug tot genoteerde muziek, zodat een orkest er mee kan werken.”
“Toccata vormt echt een contrast met het pulsloze eerste deel. Het zit muzikaal, aan de ‘achterkant’, heel technisch in elkaar. Ik werk vanuit een chromatische tonenreeks, waarop ik dan allerlei compositorische technieken loslaat, zoals opknippen, omkeren, verkorten, verlengen, transponeren, kreeftengang. Maar ik vind zelf: prima als een stuk ingewikkeld in elkaar zit met veel muzikale informatie, maar het publiek mag daar geen last van hebben. Het moet goed behapbaar blijven.”
Op het moment van schrijven heeft Hoekstra dirigent Hartmut Haenchen nog niet ontmoet. “Ik ben erg benieuwd naar Haenchen’s visie en interpretatie van het stuk. Net zozeer als het NNO vertrouwen heeft in wat ik doe, heb ik er vertrouwen in wat zij doen. Ik waardeer erg aan het NNO hoe zij in het orkestlandschap eigenwijs durven te zijn in hun programmering. Daar komt ook wel kritiek op. Maar ik zie hoe de verbreding in de programmering bij hen niet ten koste hoeft te gaan van de verdieping op andere fronten. Ze blijven kwalitatief en artistiek hoogstaande programma’s aanbieden.”