Artikelen
Swing, Soul & Symphonic Vibes
Swing, soul & symphonic vibes

Eind november speelt het NNO een jazzy programma vol swingende stukken. Laten jazz en ´klassiek´ zich eigenlijk wel vermengen? Ja, maar alleen als je het goed doet.
De gewoonte om klassiek, jazz en pop van elkaar te scheiden zal nooit verdwijnen. Toch is het tegenwoordig soms knap lastig om ze nog uit elkaar te houden. Muziekstijlen vermengen zich voortdurend, en dat is maar goed ook. Het is de motor achter de hele muziekgeschiedenis en het levert prachtige, nieuwe dingen op.
Soms gaat het gepaard met een enorme cultuurschok. Dat bleek bij de opkomst van jazz, ruim honderd jaar geleden. Het was een totaal nieuw genre, ontstaan uit work songs uit de slavernijtijd, spirituals en blues. Eigenlijk was het een soort ´anti-klassiek´: muziek van het Afro-Amerikaanse bevolkingsdeel dat altijd stelselmatig uit het reguliere muziekcircuit was geweerd. Sommige conservatoria hadden aarzelend hun deuren geopend voor zwarte studenten; de Europese componist Antonin Dvořák wijdde zijn gastdocentschap in New York zelfs aan het promoten van Afro-Amerikaanse muziekstijlen. Maar een echte inhaalslag zat er niet in en was ook niet nodig. Zwart Amerika cultiveerde haar eigen muziek, buiten de muziekscholen en de chique concertzaal.
Jazz ontwikkelde zich op straat, in cafés, nachtclubs en danslokalen. En gedanst werd er flink in die dagen; zeker tijdens de economische crisis van de jaren dertig was de behoefte aan amusement groter dan ooit. In rap tempo groeide jazz uit tot een enorme, wijdvertakte boom waar niemand omheen kon. Ragtime, swing, bebop, cool, r&b, freejazz, funk, hiphop: het ontstond allemaal binnen een eeuw. Dat zijn meer stijlen dan de klassieke traditie in zes eeuwen voortbracht.
Maar hoe eenkleurig kan muziek zijn? De legendarische trompettist Miles Davis wond er geen doekjes om: jazz, zei hij, was een term waarmee witte mensen alle muziek aanduiden die ze zelf niet kunnen spelen. Dat was vooral een staaltje van zijn provocerende humor, want Davis had diverse ijzersterke witte musici in zijn eigen bands en had met eigen ogen kunnen aanschouwen hoe snel witte dansorkesten jazz hadden geadopteerd. Op het hoogtepunt van de swing era, rond 1940, waren zwarte en witte bands even succesvol. Jazz was van iedereen - maar ondertussen was er nog altijd een fiks cultuurverschil. Want jazz, hoe fascinerend ook, was volgens velen geen ´echte kunst´; het idee dat klassieke muziek superieur was zat er diep in.
En kijk, een toenadering kwam van beide kanten. Sommige zwarte musici wilden hun nummers een uitgewerkt, ´klassiek´ allure geven. Bandleider Duke Ellington, bijvoorbeeld, legde zich toe op grootschalige composities met soloruimte voor zijn sterspelers. Veelzeggend is dat hij die stukken niet meer als ´jazz´ betitelde, maar als ´American music´. Anderzijds begonnen gevestigde componisten jazz-elementen in hun werk te gebruiken. Ze introduceerden swingende ritmes en saxofoons, imiteerden de growl (´grom´) en glissando´s van koperblazers in bigbands en maakten volop gebruik van de typische blue notes. In Amerika was George Gershwin de pionier op dat gebied met zijn beroemde Rhapsody in Blue. In Europa, waar jazzbands na de Eerste Wereldoorlog een dankbaar publiek vonden, zwichtte onder meer Maurice Ravel voor de sexy jazzklank.
Zo kreeg ´klassiek´ een opfrisbeurt die vooral bij jong publiek aansloeg. Natuurlijk waren er ook weer tegenstanders. Een bijzonder geval is Friedrich Gulda, de Oostenrijkse pianist die beroemd werd om zijn Mozart-vertolkingen en zelf ook componeerde. Aanvankelijk noemde hij de jazz-geïnspireerde stukken van Gershwin, Ravel en anderen ´vervalsingen die de ware aard van jazz niet serieus nemen´. Dertig jaar later had hij zelf een aantal neoklassieke stukken vol jazzinvloeden gecomponeerd. Sommige verleidingen zijn nu eenmaal onweerstaanbaar.
De essentie van jazz is vrije improvisatie, terwijl bij ´klassiek´ de noten vrijwel voor honderd procent zijn vastgelegd. Maar improvisatieruimte was er al in de soloconcerten van Haydn en Mozart, en veel jazzcomposities hebben een grondig uitgecomponeerde basis. De verschillen zullen er altijd blijven (gelukkig), maar de overlaps ook. Inmiddels zijn we door musical en showbands zó gewend aan orkestmuziek met jazzy trekjes dat ze nauwelijks nog opvallen. Het NNO-programma in november zet er het spotlicht op. Carlos Simon en Wynton Marsalis zitten tot over hun oren in zowel de jazz- als de klassiekwereld. Hun stukken brengen een eigentijdse verbinding tot stand. En van de oer-verbinder George Gershwin klinken hoogtepunten uit zijn ´jazzopera´ Porgy and Bess. Leve de culturele integratie!
© Michiel Cleij 2025