Artikelen
Het geheim van een opgewekt humeur
Wynton Marsalis, componist van de Swing Symphony
‘Duke is optimism. I’m with him.’ Wynton Marsalis schrijft het zelf, in een toelichting bij zijn Swing Symphony waarin hij onder meer zijn liefde voor jazzgigant Duke Ellington bekent. ‘Duke is het optimisme zelve. Ik ook.’ Het is geen woord te veel, als je die symfonie, Marsalis’ Derde, hoort. Netjes op je concertstoel blijven zitten, is haast een beproeving. Je wilt overeind, meebewegen, ‘Swing it out, man,’ de ‘Doctor of Swing’ heeft het helemaal voor elkaar… En zo levendig, zo briljant, zo zoet smachtend en fonkelend swingend – ja, vooral zo levenslustig is deze muziek. Een schadeloze lachgas-pil en nog uren ben je helemaal blij. Wynton Marsalis: hij kende ‘het geheim van een opgewekt humeur,’ om een romantitel van schrijver H.C. ten Berghe te citeren.
Maar, ‘Marsalis, dat is toch die trompettist?’ zul je zeggen. ‘Die waanzinnig virtuoze trompettist?’ Inmiddels is hij óók trompettist, want vooral de laatste decennia maakt hij als componist naam. Hij had een dubbele achtergrond. Marsalis werd geboren op 18 oktober 1961 in New Orleans in het Amerikaanse Zuiden – ooit de bakermat van de jazz. Vader Ellis Marsalis II is pianist, hij wordt de eerste moderne jazzpianist van de stad genoemd. Maar op school leert Wynton, die vernoemd is naar jazzpianist Wynton Kelly, ook de klassieke muziek kennen.
Op z’n zesde krijgt hij een trompetje. Wynton speelt voor de aardigheid; veel oefenen, echt oefenen, is er nog niet bij. Wil hij wel musicus worden? Maar het lot beslist; je bestemming zit soms in een klein hoekje. Op een dag – hij is twaalf – zit hij in de tram naar uptown New Orleans. Hij raakt in gesprek met een jonge musicus. Wynton kan zijn ogen niet afhouden van de lp die de jongen bij zich heeft, van Maurice André, een beroemd klassiek trompettist. Neem maar mee, zegt de jongen. En geeft de plaat gul aan Wynton. Eenmaal thuis hoort deze dan het trompetconcert van Haydn. En besluit: klassiek trompettist, dat wil ik ook. Je kunt de kleine Wynton nu, als enige zwarte musicus, aantreffen in het New Orleans Civic Orchestra of, nadat hij een concours heeft gewonnen, solerend in het trompetconcert van Leopold Mozart of een Brandenburgs concert van Bach.
Na afronding van zijn highschool wil men hem overal graag hebben. Wynton, 17, heeft als jongste ooit toegang tot het prestigieuze Tanglewood Music Center én wordt toegelaten tot de Juilliard School of Music. Maar nu – hij woont inmiddels in New York – spelen toch twijfels op. De jazz kriebelt, het New Yorkse klimaat stimuleert hem en het duurt niet lang of geruchten beginnen rond te zoemen in de jazzscene: ‘Wie is toch die jonge kat uit New Orleans...?’
Een wereldwijde tournee met Art Blakey and The Jazz Messengers maken een eind aan zijn besluiteloosheid. Bandleader ‘Bo’ wordt zijn mentor, leert hem dat je ‘verheven gevoelens [moet] uitstralen bij elke en iedere uitvoering’. Marsalis voltooit zijn klassieke Juilliard-opleiding niet: de jazz zal het voortaan zijn. Amper een jaar uit huis, krijgt hij zijn eerste platencontract bij Columbia Records; hij heeft dan al een eigen kwintet opgericht. In 1982 verschijnt zijn eerste plaat. Een jaar later haalt hij een stout stukje uit: zowel een klassieke plaat als een jazzplaat van hem krijgen binnen één jaar een Grammy. Nooit eerder vertoond.
The rest is history… Ruim 5.000 optredens, op elk werelddeel behalve Antarctica. Een dikke 1.500 songs neemt hij op, 127 platen, verkoopt er 7 miljoen. Wynton Marsalis wordt daarnaast, met zijn overtuiging dat jazz een symbool voor democratie betekent, een vooraanstaande figuur, schrijft The Democracy! Suite, toont zich een idealist. In 1996 roept TIME hem uit tot één van de 25 invloedrijkste Amerikanen. In 2001 is hij UN Messenger of Peace, in 2005 reikt president George Bush hem de National Medal of Arts uit. In Marciac in Frankrijk plaatsen ze een bronzen standbeeld van hem – eerbetonen te over. Momenteel is hij artistiek leider van Jazz at Lincoln Center, een departement dat hij zelf in het leven riep.
Een dubbelleven als jazztrompettist en componist blijft. Een dubbelleven als musicus en moralist (‘Het geweten van de jazz,’ wordt hij soms genoemd; rap-muziek vindt hij ‘door hormonen aangedreven muziek’ en erger nog is hiphop: ‘versterkt destructief gedrag thuis en beïnvloedt de blik van de wereld op de Afro-American beslist negatief’). Een dubbelleven als klassiek- en jazzmusicus. Marsalis is ‘Doctor of Swing’ maar maakt daarnaast platen als Baroque Duet, waarop de trompet van ‘outdoors’ naar ‘indoors’ gaat, ofwel samenspeelt met de klassieke sopraan Kathleen Battle: de trompet fluistert, begeleidt in luisterrijke en religieuze muziek van Purcell.
Als componist schept Marsalis een mooi oeuvre. In 1997 het jazzoratorium Blood on the Fields, waarvoor hij de eerste Pulitzer Prize voor jazz ooit krijgt uitgereikt. Blues, working songs, gezangen, spirituals, New Orleans Jazz, Afro-Caribische ritmes, Ellingtonachtige orkest-arrangementen en als in de stijl van een Grieks koor vertolken twee zwarte mensen de lange reis van de slaven: gekidnapt in Afrika, de Atlantische Oceaan overgestoken, slaaf in Noord-Amerika, hun strijd voor de vrijheid. The Jungle, voor de New York Philharmonic, gaat portretteert New York, de ‘meest veranderlijke, ‘pressure-packed’ en kosmopolitische metropool die de moderne wereld ooit heeft gezien’. Kritiek levert Marsalis met The Ever Fonky Lowdown op de ‘onderbuik’ van Amerika: de verraderlijke relatie tussen het consumentisme en de Amerikaanse cultuur. Hij schrijft soloconcerten, het Vioolconcert in D (waarmee hij regelrecht verwijst naar zijn grote klassieke voorgangers Mozart, Beethoven, Brahms, Tsjaikovski en Stravinsky die hun vioolconcerten in D groot schreven!) en – het kon niet uitblijven – kortgeleden nog een trompetconcert: het volgt de geschiedenis van de trompet, te beginnen met het getrompetter van de olifant…
Eén van zijn succesvolste stukken is de ruim 100 minuten durende Swing Symphony. Uit 2010, in opdracht van de Berliner Philharmoniker. Swingen doet het, dit werk voor symfonieorkest en bigband, eendrachtig samen. Het is een tonale geschiedenis van de Afro-Amerikaanse muziek. Integreert jazz en klassiek, ‘van de concertzaal tot Broadway’.
Voorbeeld voor Marsalis was het Aeolian Concert dat bandleider Paul Whiteman in 1924 in New York organiseerde, een overzichtsconcert waarop o.a. Gershwin’s Rhapsody in blue zijn première beleefde. Benny Goodman deed zoiets in 1938, en vijf jaar later kwam ook Duke Ellington ermee.
Een paar probleempjes kwam Marsalis tijdens het schrijven wel tegen. Een jazzorkest speelt van nature minstens twee dynamieken luider: hoe het symfonieorkest te ‘redden’? Hoe stelt de bigband zich ‘vriendelijk’ op, en niet als een ‘vijandelijke binnenvallende macht’? Hoe spelen we netjes in de maat en kunnen we toch grooven? Kunnen de altviolen swingende kwartnoten spelen als een ritme-gitaar? Werkt New Orleans contrapunt wel op het immense toneel dat ook een symfonieorkest moet herbergen? Kun je tot swing komen zonder afgezaagde triolen? Enzovoort. Echter, Marsalis wist dat het kon. Hij componeerde eerder een Blues Symphony, en had mensen als Gershwin, Copland, Bernstein in zijn achterhoofd: Swing Symphony lijkt een vervolg op de laatste.
Alles komt langs. Alles wat je een goed humeur kan bezorgen. De high-blown trompet natuurlijk: heeft een klassiek musicus ooit zó hoog mogen ‘gillen’? Het plafond is er te laag voor, het publiek klapt na zijn solo. Aan de andere kant de bas, die zo’n drukke baseline heeft dat hij zes pagina’s lang geen tijd heeft om om te slaan en zijn partij op drie aaneengesloten lessenaars moet zetten. Fiddelende violen, van razendsnelle lijntjes à la Hot Club de France tot zoetgevooisd gesmacht als in een romantische stomme zwartwit-film. Marsalis put uit het idioom, werkt met akkoordschema’s van jazzlegendes die hij heeft gekend, van Lionel Hampton uit de Mid West via de intellectuele Gunther Schuller (quasi-fuga in het vijfde deel) tot de introspectie van John Coltrane. Alles begint met zo’n beetje de eerste jazzy kunstmuziek ooit: Scott Joplins iconische Maple Leaf Rag; schitterend hoe die door Marsalis’ eigen noten heen schemert. En het eindigt in het heden – een pastorale, Amerikaanse scène. We herdenken het (muzikale) verleden en sluiten bezonnen af: ‘een reflectief moment aan het eind van je leven. […] We keren terug naar onze kindertijd. Er klinkt een ondeugende coda die zegt: ‘Okay, dit is wat er in je leven gebeurde.’ Dan zucht het hele orkest – and that was it. Everything is a continuum.’
Tekst: Stephen Westra